|
De progressieve conservatief
door Carel
Peeters in Vrij Nederland 6 juli 2002
Hoezeer foto's ook voor echt doorgaan,
het kunnen onbetrouwbare, bijna leugenachtige dingen
zijn. Er zijn nogal wat foto's waarop leden van de Bloomsbury
Group (Virginia Woolf, Carrington, Lytton Strachey,
Clive Belg, Maynard Keynes, Bertrand Russell) te zien
zijn terwijl zij aangenaam achterover geleund in ligstoelen
zitten te praten of te lezen. Het is daar altijd weer
om in een ligstoel te zitten, ga je denken. En aan goede
conversatie geen gebrek met zulke mensen. Er lijkt daar
wel iets van geluk in de lucht te hangen, ook al valt
het woord niet. |
Ondertussen elders op deze site:
De relatie tussen gezondheid
en geluk zit ingewikkeld in elkaar. Dat ziekte
een weerslag heeft op het psychisch welbevinden, ligt
voor de hand. Van kanker wordt een mens niet vrolijker.
De richting die zich bezighoudt met het omgekeerde,
de invloed van ongelukkig zijn op lichamelijke kwalen,
is controversiëler. Toch blijkt de theorie van
de 'orenmaffia' niet helemaal onzinnig. Het sleutelwoord
is zelfrespect.
Meer
.....
|
Maar op een foto waarop Strachey en Carrington
bij elkaar zitten in de zon is niet te zien dat Carrington
een paar jaar later in wanhoop zelfmoord pleegt. Ook op de
foto's waarop Virginia Woolf de conversatie geanimeerd lijkt
te beheersen, zie je niet waarop het uitloopt. Om te weten
wat die foto's waard zijn, is het dus nodig de biografie van
die genieters te kennen. De indruk van geluk die ze maken,
krijgt dan zijn ware lading.
So much for happiness. De onbetrouwbaarheid
van foto's geeft je wel te denken over de `beeldcultuur'
waarin we zouden leven. De beeldcultuur (uitgezonderd de kunsten
en een deel van de journalistiek) bestaat voor het grootste
deel uit lachen, uitingen van tevredenheid, gezelligheid,
fantasieën over gouden bergen, auto's, vakanties, kleren,
elektronica en gedienstige bankemployees. Het (voorgespiegelde)
geluk kan niet op, en de achterkant zie je niet. Dit is geen
reclame of reportage meer, dit is in zijn hoeveelheid en toon
intimidatie met andere middelen. De Franse cultuurfilosoof
Pascal Bruckner noemt dit ostentatieve vertoon van geluk in Gij zult gelukkig zijn! `een vriendelijke vorm van
hekserij'. De heks zou dan met sardonisch plezier aan de lopende
band bezig zijn te zeggen dat men zich goed moet voelen, gelukkig
moet worden, en dat de beste manier om dat te bereiken is
zich al die artikelen aan te schaffen, dan wel zich te spiegelen
aan de zaligheden die daar op het beeld verschijnen. Ze zou
geen heks zijn als ze daarmee geen kwade bedoelingen had.
De bedoeling is dat de mensen zich in de val van het zo begeerde
geluk storten dat helemaal geen geluk blijkt te zijn, alleen
maar een hersenschim die steeds maar achter de horizon verdwijnt.
Gelukkig zijn heksen maar heksen, nietbestaande wezens.
Het voordeel van het boek dat Bruckner heeft geschreven over
de huidige manische hang om gelukkig te worden, is dat hij
zich niet beperkt tot de voor de hand liggende bezwaren tegen
wat al enige tijd de 'consumptiemaatschappij' heet (ook al
blijft dat een hardnekkig verschijnsel), Het vervelende aan
de consumptiemaatschappij is dat je ertegen keren ook al weer
een wijdverbreide slaapverwekkende gewoonte is. Bruckner zoekt
het wat dieper. Hij is allerminst een activist. Hij is een
cultuurfilosoof die deze tijd zelf heeft voortgebracht: die
van de schijnbaar paradoxale progressieve conservatief. Die
is ontstaan omdat de grond er rijp voor is gemaakt: men heeft
zo gretig van de beschikbare vrijheid, democratie en vrije
markt gebruik gemaakt dat ze doorgeschoten zijn; zozeer dat
zelfs de meest vrijzinnige progressief is gaan denken dat
hier krachten samenspannen die in alle vrijheid hun eigen
ondergang aan het bewerkstelligen zijn. Wat, als het om de
vrijheid in de economie gaat, geïllustreerd wordt door
de affaires rond Enron, Worldcom, Tyco en KPNQuest. Wie nu
ach en wee roept om deze grootscheepse zwendel en zeepbeleconomie,
heeft in het verleden niet goed geluisterd. Al dat schuiven,
fuseren en opkopen van bedrijven zonder er als bedrijf zelf
een cent voor te betalen, is uitentreuren aangeklaagd.
Het is niet conservatief, maar progressief om te zeggen dat
de behoefte aan geluk, democratie en vrije handel zich moet
intomen in het belang van de democratie. `Om te overleven,'
schrijft Bruckner, `heeft de democratie haar eigen antithese
nodig.' Dat wil zeggen: de democratie moet zelf voor tegenkrachten
zorgen die bewerkstelligen dat ze niet aan haar eigen vrijheid
ten onder gaat. Het lijkt conservatief, maar is progressief
wanneer van de democratie gevraagd wordt zelf een rem op haar
expansiedrift aan te brengen. Door de expansiedrift als rem
beschouwde `traditionele waarden' als waardigheid, onverzettelijkheid,
hartstocht, smaak, stijl, talent, voorkeur en opstandigheid
moeten nieuw leven in worden geblazen. Dit betekent niet alleen
een rem op het verwerven van geluk (het verzorgen van die
`traditionele waarden' is nogal bewerkelijk en niet altijd
fun), maar ook dat geluk weer een gelukkige bijkomstigheid
wordt, en geen afgod.
Geluk is een toestand van vergeetachtigheid.
Gelukkig zijn we alleen als we even vergeten water allemaal
aan ons knaagt. Het is geen durende toestand, het is een aangename
bijwerking. Het is `een reddende onthechting' van alles wat
ons aan ellende bespringt, of `een voorlopige wapenstilstand',
schrijft Bruckner. Het zijn momenten, en op basis van ongewisse
momenten kunnen we geen politiek bedrijven, moraal praktiseren
of plannen maken-net zoals we niet op grond van de momentopname
waarop we Auberon Waugh vredig met zijn vader een spelletje
zien spelen, kunnen concluderen dat hij als jongen wel gelukkig
zal zijn geweest. Geluk is een onbetrouwbare momentopname,
want erachter bevindt zich allerlei akeligs. Daarom is geluk
ook nauwelijks een onderwerp voor schrijvers. `Laat het maar
lekker zelfgenoegzaam als een egel opgerold liggen slapen,'
schreef Martin Walser eens. Het is al mooi genoeg
dat het soms blijkt te bestaan.
Pascal
Bruckner, onder meer bekend van zijn boek 'Gij zult gelukkig
zijn' (2002), trekt in 'Gij zult rijk worden!'
ten strijde tegen onze nieuwe religie: de economie. Hij illustreert
aan de hand van diverse praktijkvoorbeelden de teloorgang
van de mens als individu. Alles staat in het teken van rijkdom
en het vergaren van status. Pascal ontrafelt de psychologie
van de mens omtrent dit soort kuddegedrag en toont aan dat
het leven uit veel meer bestaat dan uit de eeuwige vicieuze
cirkel waar menigeen in verwikkeld raakt tijdens zijn/haar
leven. Dit boek is bijzonder geschikt voor iedereen
die worstelt met zijn eigen identiteit en die het
gevoel heeft onderdeel te zijn van een keiharde consumptiemaatschappij
waar hij het liefst uit wil stappen.
Andere
boeken over geluk, vindt u hier.
|