Columns van Peter Bügel
De artikelen uit deze reeks en serie 1 en serie 3 zijn geplaatst met toestemming en in overleg met Peter Bügel. |
Serie 2
Er zijn verbanden gevonden tussen infecties met streptokokken en het ontstaan van dwangmatige, obsessieve psychiatrische beelden. Het lijkt erop dat sommige mensen door zo'n aandoening, een keelontsteking bijvoorbeeld, antistoffen produceren die het brein beschadigen.
Voor hartziekten zijn op deze wijze al 240 risicofactoren ontdekt, die overigens vaak tegenstrijdig zijn. Zowel alcoholisme als totale abstinentie zijn gevaarlijk, alsmede het drinken van melk of juist niet.
De impotentie van welgestelde mannen in het Verre Oosten is een groot probleem. Vooral voor een drietal diersoorten die daardoor met uitsterven worden bedreigd.
De beschaafdheid van een cultuur kan afgemeten worden aan de wijze waarop de vrouwen behandeld worden. Vrouwen worden gewoonlijk meer gediscrimineerd wanneer er sprake is van segregatie van de seksen.
De sterke mannelijk drang tot segregatie treedt het opvallendst op in culturen waarin vrouwen een lagere status dan mannen hebben. De inhoudelijke verschillen tussen jongens- en meisjesculturen wisselen per tijd en plaats.
Wie we zijn wordt voor een groot deel niet door onze genen en niet door onze opvoeding bepaald. Het is toeval.
Wanneer je veel onderzoek doet krijg je ook veel resultaten. Je kunt dan daaruit pakken wat in je kraam te pas komt. Dit wordt in de wetenschap 'quotation bias' genoemd, bevooroordeeld citeren. Het blijkt dat dit de laatste tien jaar op zeer grote schaal is gebeurd ten gunste van de veronderstelling dat de consumptie van dierlijk vet de kans op hartziekte vergroot.
Waarom verzamelden mannen vroeger niet net als vrouwen vruchten, insectenlarven en kleine dieren? In dat geval zou de hoeveelheid beschikbare calorieen danig stijgen. |
|
Anorexia-infectie
Het fotomodellensyndroom wordt het in Argentinië genoemd.
Een op de tien Argentijnse meisjes zou eraan lijden. Het gaat
om de ambitie even mager te worden als beroemde modesterren.
Dit kan bereikt worden door zeer rigoureus te lijnen. Er is
sprake van een dwangmatige neiging calorierijk voedsel te
vermijden. Wanneer de pogingen doorschieten en de lijdsters
nog veel magerder worden dan de vereerde modellen, spreekt
men van anorexia nervosa. Consequent volgehouden komt de dood
door verhongering in zicht.
Volgens sommig onderzoek is in Nederland een op de 150 vrouwen
op deze wijze doende. De Tilburgse psychologe Els van den
Heuvel promoveerde in 1998 op een proefschrift over de aandoening.
Titel: Anorexia nervosa: een samenspel tussen leken en
deskundigen. Ze bestrijdt daarin de misvatting dat deze
eetstoornis de laatste jaren epidemische proporties heeft
aangenomen. Wel is er sinds de jaren tachtig steeds meer belangstelling
voor gekomen. Ook gelooft ze niet dat het huidige westerse
slankheidsideaal de oorzaak zou zijn. Ze meent dat dit ideaal
al minstens een eeuw oud is. Dat laatste lijkt me twijfelachtig.
Weliswaar stamt de kreet, 'maak je niet dik, dun is de mode',
al van het begin van deze eeuw, toch is uit oude foto's gemakkelijk
af te leiden dat dun in die vervlogen tijden een andere betekenis
had. Voorts is het natuurlijk opvallend dat de aandoening
bij mannen vrijwel onbekend is. Ook is het zo dat vrouwen
die beroepshalve zeer slank moeten zijn, zoals actrices, modellen
en balletdanseressen, vaker aan magerzucht lijden.
Dit gegeven maakt de theorie plausibel dat hongeren verslavend
werkt. Bekend is dat vasten het bewustzijn verandert. Geloofsfanaten
en mystici van alle tijden grepen naar deze goedkope vorm
van tranceverwerving. Als voorbeeld kan Jezus van Nazareth
gelden die na veertig dagen vasten interessante gesprekken
met de duivel meende te kunnen voeren. Verslavingen zijn notoir
moeilijk te behandelen. Bij anorexia gaat men bijvoorbeeld
over op 'intramurale gewichtstoenameprogramma's'. Hierbij
worden de patiënten opgenomen in het ziekenhuis en moeten,
via een regime van belonen en straffen, de verdwenen kilo's
er weer aan eten. Over de oorzaak van de aandoening was tot
voor kort niets bekend.
Waarschijnlijk om die reden werd vaak een toevlucht gezocht
bij psychotherapie. Omdat de lijners dit doen vanuit grote
ontevredenheid met de lichaamsvorm, trachtte men daar verandering
in te brengen. Pogingen daartoe worden wel ondernomen met
zogenaamde cognitieve gedragstherapie. Deze komt erop neer
dat men de lijdster aan het verstand probeert te peuteren
dat een lichaamsgewicht van veertig kilo helemaal niet fraai
staat, en de extra beharing die vaak optreedt door hormonale
stoornissen al helemaal niet. Omdat de resultaten van deze
pogingen mager zijn, is het hoopvol dat recent onderzoek in
een geheel andere richting wijst. Er zijn verbanden gevonden
tussen infecties met streptokokken en het ontstaan van dwangmatige,
obsessieve psychiatrische beelden. Het lijkt erop dat sommige
mensen door zo'n aandoening, een keelontsteking bijvoorbeeld,
antistoffen produceren die het brein beschadigen. In recent
onderzoek werden bij autistische kinderen en meisjes met anorexia
sterk verhoogde waarden van dit soort antistoffen gevonden.
Autisten zijn geobsedeerd door gedragsherhalingen terwijl
anorexiapatiënten dwangmatig met hun calorie-inname in
de weer zijn. Mae Sokal van de Amerikaanse Menninger Clinic
vond bij anorexia-teenagers vijf maal zoveel antistoffen dan
gemiddeld. Toen zij deze kinderen ging behandelen met antibiotica boekte zij daarmee, volgens de Psychology Today van juni 1998,
indrukwekkende resultaten.
De lijst met door bacteriën veroorzaakte kwalen lijkt
steeds langer te worden.
Boeken over Anorexia Nervosa en Boulimia vind je hier. |
|
Bangmakerij
Omstreeks 1900 waarschuwden medici voor overmatige seksuele
activiteit. Het mannelijk publiek werd voorgehouden dat overmatige
verkwisting van sperma tot degeneratie van het zenuwstelsel
leidde. Bij vrouwen zouden aanhoudende gedachten aan seks
daar al toe leiden. Niet alleen het zenuwstelsel ging eraan,
ook geheugenverlies, domheid en zelfs de tering konden het
gevolg zijn.
Dr. Alex Comfort liet in zijn boek The Anxiety Makers uit 1999 zien dat dit geen op zichzelf staande activiteit
was. Artsen hebben de gewoonte hun autoriteit te misbruiken
om hun patiënten bang te maken met moralistische misinformatie.
Een hedendaags voorbeeld is de bangmakerij voor aids, onder
andere door de veilig vrijen-campagne. Gesuggereerd werd dat
heteroseksuele promiscuïteit gevaarlijk zou zijn, terwijl
het tegendeel bekend was. Er is namelijk al sinds 1850 een
virus in omloop dat op precies dezelfde wijze wordt overgedragen
als het HIV-virus: door besmet bloed, vieze naalden en anale
geslachtsgemeenschap. Het is het hepatitis B-virus. Het enige
verschil is dat dit virus ongeveer honderd keer zo besmettelijk
is als het HIV-virus. Desondanks zijn het nog steeds alleen
dezelfde risicogroepen die ermee besmet raken en is het nooit
doorgebroken naar een heteroseksuele epidemie.
Het tweede voorbeeld betreft een omissie. Zo'n tien jaar geleden
is het duurste en omvangrijkste experiment gedaan uit de geschiedenis
van de geneeskunde. 60.000 mannen uit Framingham in de Verenigde
Staten werden verdeeld in een interventiegroep en een controlegroep.
De eerste groep werd begeleid in het stoppen met roken, veel
bewegen en het eten van zogenaamd gezond voedsel. Tien jaar
en miljoenen guldens later bleek het aantal beroertes en hartinfarcten
in beide groepen precies gelijk. Deze uitkomst is verzwegen.
Wat ook niet aan de grote klok wordt gehangen is het gegeven
dat de oorzaak van de belangrijkste ziektes nog even obscuur
is als honderd jaar geleden. Multiple
sclerose (ms.), suikerziekte, artritis, kanker,
beroertes, niemand weet waarom ze ineens kunnen toeslaan.
Dit vacuüm van onwetendheid wordt opgevuld met statistische
toverij. Mensen met de ziekte worden vergeleken met gezonden.
Elk statistisch significant verschil wordt dan voor de oorzaak
van de ziekte versleten. Zo zou ms. veroorzaakt worden
door katten, diabetes door gebarbecued vlees en Alzheimer
door het gebruik van aluminium pannen. Voor hartziekten zijn
op deze wijze al 240 risicofactoren ontdekt, die overigens
vaak tegenstrijdig zijn. Zowel alcoholisme als totale abstinentie
zijn gevaarlijk, alsmede het drinken van melk of juist niet.
Het vervelende is dat deze kwakzalverij niet door medische
deskundigen wordt ontmaskerd, maar juist door artsen wordt
bedreven. Aan te bevelen is te bedenken dat het menselijk
lichaam buitengewoon taai is en dat het heel moeilijk is je
gezondheid te schaden.
Het enige waarvoor je moet uitkijken zijn gezondheidsexperts.
Neem ze niet met een korrel maar met een schep zout. Met veel
zout is namelijk ook niets mis. |
|
Berenlulpastilles
De impotentie van welgestelde mannen in het Verre Oosten
is een groot probleem. Vooral voor een drietal diersoorten
die daardoor met uitsterven worden bedreigd. De tijgers gaan
er het eerst aan. Er zijn er nu nog zo'n 6000 over en elk
jaar worden een paar honderd gestroopt en in stukken gehakt
voor traditionele medicijnen. Populair is de tijgerpenissoep.
Consumptie van dit vitale orgaan van het machtige beest zou
de tijger in de man wakker maken. Volgens het Environmental
Investigation Agency in Londen, dat 'crimes against nature'
onderzoekt, worden door de handel in deze onderdelen meer
tijgers de dupe dan door het verwoesten van hun natuurlijke
habitat.
Na de tijger staat de rinoceros op de nominatie om uitgeroeid
te worden. Naar schattingen leven er nu nog zo'n 11.000. De
mannelijke rinoceros komt niet zo snel klaar. Een gewone copulatie
duurt dan ook uren. Ook hier is een primitieve geneeskundetheorie
fataal. De gedachtegang is dat consumptie van onderdelen van
een dier de kwaliteiten ervan op de patiënt zal overbrengen.
In dit geval verwacht men veel van poeder gemaakt van de hoorn
op de neus van de rinoceros.
Een vergelijkbare theorie in de geneeskunde in onze streken
was de signatuurleer. God, zo was de gedachte, had de planten
zo gemaakt dat je eraan kon zien waar ze goed voor waren.
Het was dus zaak te zoeken naar gelijkenissen tussen planten
en zieke organen. Zo gold de walnoot als een goed middel tegen
hersenziekten. Behaarde planten zouden helpen tegen kaalhoofdigheid
terwijl de knolletjes van het speenkruid van nut zouden zijn
bij aambeien.
Het derde dier dat met uitsterven wordt bedreigd is de gemaskerde
civetkat. Klaarblijkelijk geven de donkere randen om de ogen
het dier een mysterieuze sexy uitstraling. Delen van het dier
worden verwerkt in drankjes die het nachtleven van de vermogende
oosterse man moeten oppeppen.
Tijgers, neushoorns en civetkatten behoren tot de bedreigde
diersoorten. Jacht en handel in onderdelen zijn zeer strafbaar.
Hierdoor ontstaat hetzelfde marktmechanisme als bij verboden
drugs. De stoffen worden peperduur waardoor het de moeite
loont ze clandestien te produceren, te smokkelen en te verhandelen.
De bedragen die er momenteel voor moeten worden neergeteld
zijn astronomisch.
Om die reden zijn er alternatieven in de handel voor de man
met de kleine beurs. Een dier dat ook een goed rechtopstaand
image heeft is de hertenbok. De hertenbokpenis wordt gedroogd
verkocht. Hij kan in schijfjes gesneden dienen als de basis
van een versterkende soep. Volgens een ervaringsdeskundige
laat de smaak te wensen over en is het effect zeer twijfelachtig.
Waarschijnlijk om die reden zijn in Zuidoost-Azië vooral
mengsels met alcohol populair. Bekend is de driepeniswijn.
In dit aftreksel zijn resten te vinden van de pikken van honden,
herten en zeehonden. Een duurdere variant is de negenpeniswijn.
Mijn bron laat onvermeld welke dieren hier hun uitrusting
afdragen voor het heil van het mannelijk volksdeel. In Hong
Kong ten slotte wordt een likeur gemaakt van kruiden en slangenpenis.
Deze moet enkele jaren rijpen en komt dan op ongeveer 500
gulden de fles.
Het zal duidelijk zijn dat hier een ongelooflijke markt ligt
voor de firma Pfizer. Chinezen hebben kennelijk heel wat over
voor een stijve. Terwijl ze waarschijnlijk diep in hun hart
wel weten dat de werking van deze middelen dubieus is. Viagra
daarentegen verbetert bij een dosis van 100 mg het erectievermogen
bij maar liefst 82 procent van de mannen.
Voor de potentiële klant die toch de voorkeur geeft aan
een traditioneel medicijn zouden de pillen verkocht kunnen
worden onder de naam berenlulpastilles. |
|
Mysterieus lichaam
De beschaafdheid van een cultuur kan afgemeten worden aan
de wijze waarop de vrouwen behandeld worden. Vrouwen worden
gewoonlijk meer gediscrimineerd wanneer er sprake is van segregatie
van de seksen. Hoe gescheidener jongens en meisjes opgroeien,
des te slechter vrouwen behandeld worden. Oorzaak en gevolg
zijn daarbij overigens omkeerbaar. Je zou kunnen zeggen dat
de westerse maatschappij in de tweede helft van deze eeuw
beschaafder is geworden. Onze voorsprong op andere culturen
is echter minder groot dan je zou wensen.
In de samenlevingen waar de seksen streng gescheiden zijn,
hebben de mannen altijd de macht. Door die scheiding weten
mannen niets van vrouwen. Een wetenschapsgebied waarop dit
sinds onheuglijke tijden schrijnend is, is de geneeskunde.
In Hippocrates'
Women: Reading the Female Body In Ancient Greece door
Helen King (1998), wordt daarvan een navrant beeld geschilderd.
King laat zien dat in de geneeskunde de vrouw van oudsher
als een soort buis werd voorgesteld. Zowel aan de bovenkant
als onderkant trof men zowel lippen (labia) als hals (cervix).
De oude Grieken en geneesheren tot in de vorige eeuw meenden
dat die buis voor de vruchtbaarheid goed open moest zijn.
Een test voor vrouwelijke vruchtbaarheid was het 's avonds
plaatsen van een teentje knoflook in de vagina. Wanneer de
vrouw 's ochtends uit haar mond naar knoflook rook was zij
vruchtbaar.
Wanneer een meisje begon te menstrueren was het zaak de buis
goed te openen. Geslachtsgemeenschap en vroege zwangerschap
waren daarbij aangewezen. In voorkomende gevallen kon de geneesheer
hier zelf therapeutisch optreden. De bevalling opende de buis
op de juiste wijze, zodat het bloed goed kon vloeien.
Het verband tussen onderkant en bovenkant werd ook duidelijk
omdat vrouwen na deze belevenis niet zelden een donkerder
stemgeluid hadden.
In de vorige eeuw was het nog niet veel beter. Met instemming
van de aartsbisschop van Canterbury verwijderde dokter Isaac
Baker Brown aan de lopende band clitorissen. Hij zag dit als
remedie voor zulke uiteenlopende aandoeningen als ongewenst
urineverlies, hysterie en scheidingswens. Echtscheiding willen
moest wel een teken van krankzinnigheid zijn. Een euvel van
boven dat beneden met mutilatie gepareerd moest worden. Op
deze wijze besneden vrouwen waren: 'weer terug naar hun man
gegaan en in alle opzichten goede echtgenotes geworden'. Aan
het begin van deze eeuw opereerde Fliesz nog patiënten
van zijn vriend Freud aan hun neus, wanneer ze last hadden
van menstruatieklachten. Een van hen werd dat bijna fataal.
Onze geringe voorsprong blijkt uit de pas recente groei van
vrouwelijke geneeskundestudenten. Het zal nog wel tien jaar
duren voor de helft van de dokters vrouw is. Gevreesd moet
worden dat dat bij in vrouwen snijdende specialisten als gynaecologen
en chirurgen nog wel wat langer zal duren. Een gewaarschuwd
vrouw telt tot dan voor twee. |
|
Genderrollen
Mannen en vrouwen verschillen van elkaar. Vrouwen snappen
niet wat hun zoontjes zien in geweertjes en robots. Ook het
intensieve gebruik van de afstandsbediening door hun echtgenoot
stuit op onbegrip. Mannen daarentegen verbazen zich over al
die gevoelens waarover hun vrouw wil praten. Eigenlijk is
het een wonder dat onderzoekers nog geen techniekgen op het
Y-chromosoom hebben gevonden en een recessief gevoelsgen op
het X-chromosoom. Een groot aantal theoretici denkt de geslachten
zelfs tegengestelde eigenschappen toe. Mannen zouden agressief
zijn, vrouwen vreedzaam. De populaire psycholoog John Gray meent dat mannen van Mars afkomstig zijn en vrouwen
van Venus.
Vroeger waren er de psychoanalitici die wisten dat het onbewuste
van beide seksen geheel anders werkte. Voor hedendaagse feministische
psychologen hebben mannen en vrouwen volstrekt verschillende
manieren van waarnemen, praten en oordelen. Sociobiologen,
ten slotte, lieten zien dat vrouwen van nature monogaam waren
en mannen promiscu. Wanneer dit allemaal juist zou zijn, zouden
de geslachtschromosomen overvol specifieke geslachtsgenen
moeten zitten en zouden de verschillen tussen mannen en vrouwen
in alle culturen gelijk moeten zijn. Dit is overduidelijk
niet het geval. Bovendien valt er wel wat af te dingen op
die typische mannelijke en vrouwelijke eigenschappen. Uit
het gedrag van mannen in liefde, oorlog en bij sportwedstrijden
valt af te leiden dat zij een zeker vermogen tot emotionaliteit
niet ontberen. Wanneer we agressiviteit definiëren als
de intentie anderen te schaden, dan bezitten vrouwen deze
eigenschap ook wel. Wat betreft de bekende vrouwelijke intuïtie
is ontdekt dat dit eerder de intuïtie van ondergeschikten
ten opzichte van de gemoedstoestand van meerderen is, dan
een typische geslachtsgebonden eigenschap. Zowel mannelijke
als vrouwelijke ondergeschikten hebben slechts het geringste
nonverbale signaal nodig om het humeur van hun chef te peilen,
terwijl deze gewoonlijk doof en blind is voor hun gevoelens.
Recente vondsten laten zien dat bij de meeste soorten, waaronder
de homo sapiens, vrouwen wel degelijk promiscu zijn en mannen
soms monogaam.
Sociobiologen zijn nu dan ook van mening dat zulke strategieën
juist wel een reproductief voordeel kunnen bieden. In haar
boek The
Two Sexes uit 1998 beschrijft de psychologe Eleanor Maccoby
een andere verklaring voor sekseverschillen. Het zijn geen
persoonlijke karakterverschillen, maar groepsgebonden kenmerken.
Wanneer je kinderen hun gang laat gaan, zullen jongens en
meisjes in aparte groepen gaan spelen. Die groepen ontwikkelen
verschillende culturen. Daarmee gepaard gaan typische groepsverschijnselen
als wederzijdse stereotyperingen en de vorming van vooroordelen.
De spelculturen groeien uit elkaar en daarmee de manier van
communiceren. Net als bij landen, scholen of etnische groepen
identificeren jongens en meisjes zich met hun eigen in-groep.
Jongensgroepen zijn daarbij meer seksistisch. Jongetjes die
met de meisjes willen meedoen, worden door hun groepsgenootjes
bestraft. Andersom is dit minder het geval en dit verschil
blijft soms tot in de volwassenheid bestaan.
Deze sterke mannelijk drang tot segregatie treedt het opvallendst
op in culturen waarin vrouwen een lagere status dan mannen
hebben. De inhoudelijke verschillen tussen jongens- en meisjesculturen
wisselen per tijd en plaats. Verschillen in eigenschappen
als empathie, ijdelheid, onderdanigheid, intelligentie en
knobbels voor wiskunde, variëren in de tijd en per cultuur.
Maccoby gaf haar boek als subtitel Growing up Apart, Coming
Together mee. De strenge apartheid die vijfjarigen erop
na houden is door de socioloog John Gagnon omschreven als
de 'Gender Police'.
In een moderne tolerante cultuur is zo'n rigide stereotiepe
denkwijze op vijftigjarige leeftijd verdwenen. Voorzover deze
segregatie nog gevonden kan worden in werk en vrije tijd dient
ze beschouwd te worden voor wat ze is: een ontwikkelingsstoornis. |
|
Nature noch nurture
Francis Galton, de
neef van Charles Darwin, bedacht aan het eind van de vorige
eeuw dat je tweelingen kon gebruiken om verschillen in erfelijkheid
te onderzoeken. Hij meende terecht dat tweelingen die er hetzelfde
uitzagen afkomstig waren uit één eicel. Tweelingen
met een verschillend uiterlijk kwamen uit meerdere eicellen.
Bestudeer, zei hij, de overeenkomsten bij identieke en gewone
tweelingen. Eigenschappen die identieke tweelingen gemeen
hebben en gewone niet, zijn afkomstig van het erfelijk materiaal.
Op deze manier zou je de invloeden van natuur en opvoeding
kunnen achterhalen. En het menselijk ras verbeteren, zo vervolgde
hij.
Galton was de bedenker van de term 'eugenetica'. Door het
enthousiasme van de nazi's voor de rasverbetering werd dit
concept na de Tweede Wereldoorlog impopulair. Het werd modieus
te stellen dat mensen vooral door hun omgeving gevormd werden.
Postuleren dat de erfelijkheid ook belangrijk was kon het
einde van je carrière betekenen, zoals professor Buikhuisen
moest ontdekken.
Toch begon vanaf het einde van de jaren zestig de erfelijkheidsschool
zich weer te roeren. In 1969 schreef Arthur Jensen in de Harvard
Educational Review het destijds controversiële artikel:
'How much can we boost IQ and scholastic achievement?'
Niet zoveel, was zijn antwoord, want het IQ is vooral erfelijk
bepaald. Dit was koren op de molen van rechtse politici, die
toch al tegenstander waren van kostbare overheidsuitgaven
voor welzijn en scholing. Een duidelijke uiting van deze coalitie
was ook het boek van Charles Murray en Richard Herrnstein
uit 1994:
The Bell Curve. IQ is vooral erfelijk. Huwelijken vinden
meestal tussen gelijken plaats, dus het verschil in intelligentie
tussen verschillende klassen en rassen groeit steeds. Geld
uitgeven aan armen en zwarten is weggegooid.
De studie van tweelingen leverde nogal wat ammunitie op voor
dit gedachtegoed. Momenteel is er geen wetenschapper meer
die er niet van overtuigd is dat de genen van groot belang
zijn voor karakter en intelligentie. Het dispuut is momenteel
vooral over de vraag in welke mate intelligentie erfelijk
is. Een werkgroep van de American Psychological Association
heeft een meta-analyse gepleegd op alle beschikbare onderzoeken
en kwam uit op een gemiddelde erfelijke invloed van vijftig
procent.
Dit betekent dat de helft bepaald wordt door andere invloeden.
Maar welke? Wanneer de opvoeding van groot belang was, zouden
geadopteerde kinderen die in hetzelfde gezin opgroeien meer
met elkaar gemeen moeten hebben dan met de buurkinderen. Dat
is echter niet het geval. Aan de andere kant, wanneer de genen
alles bepaalden, zouden apart opgegroeide leden van een eeneiige
tweeling ziektes als borstkanker of trekken als homoseksualiteit
altijd gemeen moeten hebben. Maar ook dat is niet zo. Ondanks
alle rumoer over 'borstkanker genen' krijgt maar twaalf procent
van de leden van een identieke tweeling ook borstkanker wanneer
hun identieke zusje eraan lijdt. Een recent Australisch onderzoek
bij gescheiden opgegroeide identieke tweelingen laat zien
dat homoseksualiteit slechts in twintig procent van de gevallen
door beide leden gedeeld wordt.
Het gegeven dat de opvoeding in hetzelfde gezin weinig overeenkomsten
tussen de kinderen produceert, heeft de Amerikaanse psychologe
Sandra Scarr tot de hypothese van de 'goed genoeg' ouder gebracht.
Zo lang het kind ouders heeft en zo lang die niet excessief
gewelddadig zijn, is de ene ouder even goed als de andere.
Het maakt niets uit of ze zich uitsloven voor een goede opvoeding
of niet. Hoe de verschillen tussen mensen ontstaan wordt door
al dit onderzoek niet duidelijker.
Wie we zijn wordt voor een groot deel niet door onze genen
en niet door onze opvoeding bepaald. Het is toeval. |
|
Vet vooroordeel
Een opmerkelijke eigenschap van de wetenschap
is de hardnekkigheid waarmee misvattingen worden gekoesterd.
De wetenschap kan daarvoor een aantal trucs in stelling brengen.
Een oude vertrouwde is de consensusconferentie. Oud, omdat
de eerst bekende in 325 in Nicaea in Klein-Azië plaatsvond.
Daar kwamen de geleerden overeen dat drie gelijk was aan één.
Hiermee werd de twist beslecht over het aantal goden in het
christelijke geloof. Een tweede is het selectief citeren.
Hierbij worden uitsluitend onderzoeken aangehaald die de misvatting
ondersteunen. Studies die aantonen dat het anders is, worden
genegeerd. Een hedendaags voorbeeld van zo'n misvatting is
de gedachte dat dierlijk vet slecht is voor hart en bloedvaten,
en meervoudig onverzadigd plantaardig vet goed.
Door het voortdurend hameren op dit aambeeld is het grote
publiek hiervan inmiddels ook overtuigd. Dat is jammer, want
er is wetenschappelijk geen grond voor. Het prestigieuze Journal
of Clinical Epidemiology publiceerde onlangs de eerste grote
meta-analyse van alle onderzoeken op dit gebied. Er zijn over
het effect van vet tot op heden een groot aantal studies verricht.
Zo werd het aantal hartziekten in landen met verschillend
vetgebruik vergeleken in zogenoemde ecologische studies. Ook
werd gekeken naar het effect van verminderd dierlijk vetgebruik
op het aantal hartziekten in 35 landen. Specifieke bevolkingsgroepen
met sterk verschillend vetgebruik, als Bantus en Indianen,
werden met elkaar vergeleken. Ten slotte waren er experimenten
waarbij groepen die op dieet waren gezet werden vergeleken
met normale vetgebruikers.
Wanneer je zo ontzettend veel onderzoek doet krijg je ook
ontzettend veel resultaten. Je kunt dan daaruit pakken wat
in je kraam te pas komt. Dit wordt in de wetenschap 'quotation
bias' genoemd, bevooroordeeld citeren. Uit het genoemde artikel
blijkt dat dit de laatste tien jaar op zeer grote schaal is
gebeurd ten gunste van de veronderstelling dat de consumptie
van dierlijk vet de kans op hartziekte vergroot. Zo kon in
geen enkel recent onderzoek verband tussen vetconsumptie en
hartziekten worden aangetoond wanneer je landen vergeleek.
Verminderd vetgebruik in de 35 landen leidde bij de helft
van de mensen tot minder hartziekten, bij de andere helft
niet. Bij de vergelijking tussen bevolkingsgroepen liet één
onderzoek verband zien tussen vetconsumptie en hartkwalen,
bij zes maakte het niets uit en bij zeven studies was het
verband omgekeerd, dat wil zeggen hogere verzadigd vetconsumptie
correleerde met lagere aantallen hartkwalen. Bij de experimenten
liet één een verband zien tussen vet en hartziekte,
tegen acht niet.
Het lijkt duidelijk dat de hypothese dat dierlijk verzadigd
vet slecht is voor je hart daarmee afdoende is verworpen.
Zo werkt het echter niet in de wetenschap. Nieuwe ideeën
krijgen pas ruimte wanneer de gelovers in de oude uit de roulatie
zijn.
Wel kreeg de auteur van het artikel, de Zweed Uffe Ravnskov,
in 1999 de Skrabanek-prijs voor zijn noeste en onbevooroordeelde
arbeid. |
|
Waarom vlees?
In den beginne waren er
holenmensen. Jagers-verzamelaars. Met dien verstande dat de
vrouwen verzamelden en de mannen joegen. Dat is dus een natuurlijke
verdeling. Er zijn er niet veel van over, maar in de Kalahari
en op Nieuw-Guinea verzamelen de vrouwen nog noten en kleine
dieren als ratten, terwijl de mannen op het grote wild jagen.
Zo komt ieder gezinnetje aan zijn schijf van vijf. Althans
dat was vroeger de gedachte. Sinds ook vrouwelijke antropologen
zich ermee zijn gaan bemoeien is dit plaatje danig verstoord.
Kristen Hawkes van de Universiteit van Utah deed onderzoek
naar het verwerven van eten bij de Aché-indianen in
Paraguay. Haar collega Kim Hill deed zulk onderzoek bij de
Hadza in Tanzania. Bij de Hadza is het zo dat de vrouwen de
gehele dag in de weer zijn met het stampen van cassave en
het verzamelen van vruchten, insectenlarven en ratten. Daarnaast
verzorgen ze natuurlijk de kinderen. De mannen zijn de hort
op. Af en toe komen ze terug met een dood dier, maar dat is
meer uitzondering dan regel. Hawkes mat de gemiddelde calorie-opbrengst
per dag van vrouwen en hun echtgenoten. De vrouwen verzamelden
meer dan twee keer zoveel. Dat nam niet weg dat wanneer de
man terugkwam met een groot dood dier het feest was. Merkwaardig
genoeg was het niet zo dat hij deze kostbare eiwitten met
zijn gezinnetje deelde. Integendeel, de hele dorpsgemeenschap
mocht daarvan mee genieten.
Dit patroon is gebruikelijk in de weinige jagers-verzamelaars
gemeenschappen die de aarde nog kent. Omdat antropologen vroeger
altijd mannen waren zijn daarvoor allerlei verklaringen bedacht.
Bijvoorbeeld altruïsme. Niet elke jager is even goed
en iedereen heeft vlees nodig. Daar komt bij dat het in het
belang van iedereen is, wanneer het dorp als geheel gezond
is. Vijandige dorpen die vrouwen willen roven en mannen doden,
kunnen zo effectief bestreden worden. Wel blijft de vraag
bestaan waarom de mannen dan niet net als vrouwen vruchten,
insectenlarven en kleine dieren verzamelen. In dat geval zou
de hoeveelheid beschikbare calorieën danig stijgen. Nee,
bedachten sommige mannelijke antropologen, het rondstruinen
van de mannen kon nog een ander functie hebben. Mannen waren
beschermers. Zij patrouilleerden als een soort veiligheidsdiensten
rondom het woonerf. Op die wijze konden kwaadwillende mannetjes
van andere groepen tijdig ontdekt worden en ontstond als het
ware het begin van de moderne staat. Voorts was de jacht een
goede oefening in het vermoorden van soortgenoten. Een verdedigingsstrategie
die ook in die lang vervlogen tijden populair moet zijn geweest.
Was het niet zo dat de mens de grootste natuurlijk vijand
van de mens was, en waren om die reden jagers niet van belang?
De vrouwelijke antropologen ontdekten echter een logischer
mechanisme voor het bestaan van jagers. Door flink doorvragen
bij de vrouwen van de Aché-stam bleek dat zij voor
hun kinderen gemiddeld 2,1 man voor de mogelijke vader hielden.
Een van die 2,1 was de echtgenoot. De andere 1,1 moest vooral
gezocht worden bij de succesvolle jagers. De feestjes die
deze gaven met al dat vlees dat ze gescoord hadden, maakten
hen kennelijk nogal aantrekkelijk. Hoe meer vlees, hoe meer
buitenechtelijke genen van succesvolle jagers in het systeem
kwamen. Mevrouw Hawkes noemde de succesvolle jagers opscheppers
en de gewone echtgenoten verzorgers. Opscheppers liepen tijdens
het jagen weliswaar het risico van slippertjes door hun eigen
vrouwen, desondanks leek genetisch onderzoek uit te wijzen
dat opscheppers door hun vreemdgang meer nakomelingen op de
wereld schoppen dan hun zorgzame kompanen.
De jagers waren niet bezig voor de schijf van vijf van hun
gezinnetje, maar liepen achter hun pik aan. |
|