Boeddhisme over het veranderlijke zelf

Bestaat een individu wel?

In het boeddhisme wordt niet ontkend dat individuen bestaan, maar wat wel centraal staat, is dat hun "zelf" niet vast of onafhankelijk is. Boeddhistische filosofie stelt dat alles – inclusief individuen – geen vaste, blijvende essentie heeft, maar juist bestaat in voortdurende afhankelijkheid van andere factoren en relaties.
De ervaring van een echtpaar van de werkelijkheid en hun relatie wordt gevormd door hoe zij naar elkaar kijken en met elkaar omgaan. Boeddhisme zou benadrukken dat hun relatie niet slechts een bijkomstigheid is, maar essentieel voor hoe zij zichzelf en hun realiteit begrijpen. Hoe ze elkaar zien, beïnvloedt niet alleen hun relatie, maar ook hun eigen identiteit, gevoelens en acties. Dit geldt echter voor alle relaties en interacties, niet alleen binnen een huwelijk.
Het boeddhisme zou zeggen dat deze individuen, hun identiteit en hun realiteit, geen vaste entiteiten zijn, maar voortdurend in verandering door hun interacties. Alles wat hen definieert, hun gedachten, emoties en gedrag, verandert voortdurend op basis van hun relatie met elkaar en de wereld om hen heen. De dynamiek van hun relatie is dus even belangrijk als hun individuele bestaan.

Taalspelletje of fundamentele realiteit?

Het risico van een "taalspelletje" ontstaat wanneer we te veel gaan theoretiseren over de terminologie. Boeddhisme wil echter niet zeggen dat individuen niet bestaan of dat ze slechts woorden zijn binnen een spel van taal. Het gaat dieper: het vraagt ons om de illusie van een vast en onveranderlijk zelf los te laten en de realiteit van onderlinge afhankelijkheid te erkennen.
De twee echtgenoten bestaan, maar hun identiteit is geen vaststaand feit. Wat ze op elk moment zijn, wordt mede bepaald door hun relatie en de manier waarop ze elkaar zien. Het is dus niet puur een kwestie van hoe we praten over hun relatie, maar eerder hoe die relatie hun eigen ervaring van de werkelijkheid beïnvloedt. Boeddhisme wil ons leren dat we geen afzonderlijke, blijvende entiteiten zijn, maar levende, veranderlijke wezens in een netwerk van relaties en afhankelijkheden.
De manier waarop echtgenoten naar elkaar kijken en met elkaar omgaan, beïnvloedt hun realiteit. Maar de boeddhistische toevoeging is dat die relatie niet secundair is aan hun individualiteit, maar wezenlijk deel uitmaakt van wie ze zijn. De relatie schept hen, net zoals zij de relatie scheppen. In dit proces is geen van beiden een statische entiteit, maar eerder continu veranderende wezens die afhankelijk zijn van elkaar en van andere relaties.
Om te voorkomen dat dit een taalspelletje wordt, is het belangrijk te beseffen dat boeddhisme niet bedoelt dat mensen "niet echt bestaan" in een absolute zin. Het benadrukt eerder de vergankelijkheid en het relatieve karakter van alle verschijnselen, inclusief individuen.
In praktische termen: jouw relatie met anderen vormt een belangrijk deel van jouw identiteit en ervaring, maar je bent tegelijkertijd geen vaststaande entiteit die los van die relaties kan bestaan. Dit is een uitnodiging om met openheid en flexibiliteit naar jezelf en anderen te kijken, in plaats van vast te houden aan starre concepten van identiteit en zelf.

Hoe wordt in het boeddhisme aangekeken naar het bestaan van God?

In het boeddhisme is het concept van God zoals dat in monotheïstische religies wordt opgevat, meestal afwezig. Boeddhisme erkent niet het bestaan van een almachtige, scheppende God zoals in bijvoorbeeld het christendom, jodendom of islam. Dit komt voort uit de kern van de boeddhistische filosofie, die zich richt op het begrijpen van de aard van het lijden, vergankelijkheid (anicca), en het ontbreken van een vast "zelf" (anatta), zonder de noodzaak van een goddelijk wezen als verklaring voor het bestaan.

Boeddhistische zienswijze op God en het goddelijke

  1. Geen scheppende God
    Boeddhisme stelt dat het universum geen scheppende entiteit vereist. Volgens de leer van het Pratītyasamutpāda (afhankelijk ontstaan) komen alle verschijnselen voort uit oorzaken en voorwaarden, zonder een eerste oorzaak of schepper. Alles is met elkaar verbonden en niets bestaat los van elkaar. Dit betekent dat het idee van een persoonlijke God die het universum schept en bestuurt, niet nodig wordt geacht.
  2. De rol van goden
    In sommige boeddhistische tradities, vooral in het vroege boeddhisme, wordt er wel gesproken over "goden" (deva's), maar deze goden zijn niet almachtig en hebben geen directe invloed op verlichting. Ze worden gezien als wezens die in hogere rijken leven, maar zij ondergaan uiteindelijk net als alle wezens de cyclus van geboorte, dood en wedergeboorte. Ze zijn niet immuun voor het lijden en hebben zelf geen ultieme kennis of macht. Dit maakt een relatie met deze goden irrelevant vanuit het perspectief van het boeddhistische streven naar bevrijding.
  3. Focus op persoonlijke verlichting
    In plaats van een goddelijke relatie te zoeken, richt het boeddhisme zich op individuele verlichting (nirvana), wat het einde van lijden betekent. Dit pad is persoonlijk en praktisch, en vereist innerlijke transformatie door het volgen van de Vier Nobele Waarheden en het Achtvoudige Pad. De kern van het boeddhistische pad ligt in het begrijpen van de menselijke conditie en het overwinnen van het lijden dat ontstaat door verlangens, onwetendheid en gehechtheid.
  4. Relatie met een universele waarheid
    Hoewel boeddhisme geen god in traditionele zin erkent, zou je kunnen zeggen dat er een soort spirituele waarheid is die je als heilig kunt beschouwen, maar dan eerder als een universele wetmatigheid dan als een persoonlijke God. Het begrijpen van de vergankelijkheid, het ontbreken van een permanent zelf, en de onderlinge afhankelijkheid van alle dingen kan een diep spirituele ervaring zijn, die voor sommige boeddhisten als het bereiken van het hoogste inzicht wordt ervaren.

Relatie met God in het boeddhisme?

Omdat het boeddhisme geen almachtige God kent, is er ook geen relatie met een dergelijke God in de zin zoals dat binnen monotheïstische religies voorkomt. De boeddhistische beoefenaar heeft als doel verlichting te bereiken door inzicht in de natuur van het bestaan en de geest. Er is dus geen afhankelijkheid van genade, gebed of een persoonlijke relatie met een goddelijke entiteit om verlossing te vinden. Boeddhisme ziet verlichting als iets dat door eigen inspanning, moreel gedrag, meditatie en wijsheid wordt bereikt.

Verbinding met alles dat is

Je zou kunnen zeggen dat in het boeddhisme de "relatie" niet is met een externe godheid, maar eerder met het diepere begrip van de werkelijkheid en de verbinding met alles wat is. Het is door onze relaties met anderen en onze interactie met de wereld dat we betekenis vinden. Voor boeddhisten betekent dat ook het overstijgen van illusies van afzonderlijke entiteiten en het erkennen van de onderlinge afhankelijkheid van alles, wat in zekere zin een spirituele vorm van verbondenheid kan zijn.
Hoewel boeddhisten geen God vereren of een persoonlijke relatie met God zoeken, richten ze zich wel op het cultiveren van liefdevolle vriendelijkheid (metta), compassie (karuna), en het begrijpen van de universele wetten van oorzaak en gevolg. Dit soort innerlijke ontwikkeling kan misschien worden gezien als een spirituele relatie, maar dan met de aard van het bestaan zelf.

Evenwaardigheid, boeddhisme en non-dualiteit

De relatie tussen evenwaardigheid, boeddhisme en non-dualiteit ligt in het idee dat alle wezens en verschijnselen onderling verbonden zijn en geen vaste, zelfstandige essentie hebben. In boeddhisme betekent non-dualiteit dat de scheiding tussen zelf en ander, subject en object, illusoir is. Dit overstijgt dualistisch denken en creëert een besef van evenwaardigheid: niemand (en niets) heeft inherent meer waarde of bestaan dan iets anders.

  • Evenwaardigheid
    Vanuit non-dualiteit is iedereen gelijkwaardig, omdat er geen vaste "zelf" of "ander" is dat superieur kan zijn.
  • Boeddhisme
    Boeddhistische leer benadrukt interzijn, ofwel de onderlinge afhankelijkheid van alle wezens. Dit leidt tot compassie en het respecteren van de gelijkwaardigheid van alle levende wezens.
  • Non-dualiteit
    Door het overstijgen van onderscheid tussen zelf en ander, verdwijnt het idee dat iemand belangrijker is dan een ander, wat evenwaardigheid fundamenteel ondersteunt.

Kortom, evenwaardigheid vloeit voort uit het boeddhistische non-dualiteitsprincipe, dat stelt dat alles in essentie verbonden is en zonder vaste hiërarchie bestaat.

Bevrijding

Boeddhisme kent geen almachtige God en geen relatie met een god in de klassieke zin. Het benadrukt persoonlijke verantwoordelijkheid en innerlijke transformatie. In plaats van een relatie met een godheid is er een relatie met de werkelijkheid zoals die is: vergankelijk, afhankelijk en veranderlijk. Wat men nastreeft, is inzicht in deze waarheid om uiteindelijk bevrijding te bereiken.

Geplaatst door .

Privacy verklaring.