K (kalf, kat (muis, hond), kievit, kikker, kip (kloek), koe (haas), konijn, koekoek, kraai, kreeft, krokodil, kwal, kwartel)
Als het kalf verdronken is, dempt men de put.
Het gemeste kalf slachten.
Het gouden kalf aanbidden.
Kat in bakkie.
Als de kat van huis is dansen de muizen op tafel.
Als kat en hond leven.
De kat de bel aanbinden.
De kat in het donker knijpen.
De kat op het spek binden.
De kat uit de boom kijken.
Een kat en muis spel.
Een kat in de zak kopen.
Een kat in nood maakt rare sprongen.
Een kat komt altijd op zijn pootjes terecht.
Er omheen draaien als een kat om de hete brij.
Het eerste gewin is kattengespin.
Je moet een kat niet tegen de haren in strijken.
Omwille van de smeer likt de kat de kandeleer.
Staan te kijken als een kat in een vreemd pakhuis.
Voor de kat zijn viool.
Geen katje om zonder handschoenen aan te pakken.
Als de katjes muizen, mauwen ze niet.
Kattenkwaad uithalen.
In katzwijm vallen.
Hij loopt als een kievit.
Een koele kikker.
Een kikker in zijn keel hebben.
Je kunt van een kale kikker geen veren plukken.
Je moet niet de kip met de gouden eieren slachten.
Als een kip zonder kop.
Er was geen kip te zien.
Men moet niet al zijn eieren onder één kip leggen.
Er als de kippen bij zijn.
Met de kippen op stok gaan.
Ik krijg er kippenvel van.
Ze is een echte moederkloek.
Achteraf kijk je een koe in de kont.
Zo dom als het achtereind van een koe.
Een waarheid als een koe.
De koe bij de horens vatten.
Men kan niet weten hoe een koe een haas vangt.
Men noemt geen koe zo zwart of er zit wel een vlekje aan.
Iemand koeien met gouden horens beloven.
Met koeienletters schrijven.
Oude koeien uit de sloot halen.
Dank je de koekoek.
Over koetjes en kalfjes praten.
Het is bij de konijnen af.
Een vliegende kraai vindt altijd wat.
Kind nog kraai hebben.
Zo rood als een kreeft.
Krokodillentranen huilen.
Wat een kwal van een vent.
Doof als een kwartel. |