Titus Rivas en Bert Stoop (redactie) (2006). Spiritualiteit, vrijheid en engagement. Athanasia Producties Nijmegen. ISBN-nummer: 90-807795-2-0. Ook verkrijgbaar als e-book via bol.com.
Nu de macht van de religieuze instituties afneemt en de globale samenleving in snel tempo een zaak voor individuen is geworden, is er een nieuwe kans om de kracht van spiritualiteit te ontdekken. De bijdragers in dit boek hebben opnieuw gekeken naar wat religieuze en levensbeschouwelijke stromingen oorspronkelijk als boodschap hebben. Wat maken hedendaagse individuen van de combinatie van spiritualiteit, vrijheid en engagement?
Het is de expliciete combinatie van deze drie begrippen waar we voor bijdragen in ons boek naar op zoek zijn geweest, omdat we van mening zijn dat een hernieuwde belangstelling voor spiritualiteit of religiositeit een stap vooruit zou moeten zijn.
Er ontbrak veel vrijheid aan de oude instituties en engagement leek wel eens een dekmantel voor zieltjes winnen.
Daardoor is de kracht van deze begrippen verloren geraakt.
In de bijdragen uit het boek in de vorm van essays kunnen we inspiratie opdoen. In de essays streven de auteurs vooral naar een systematische analyse van spiritualiteit vanuit de gedachte dat het vergroten van vrijheid voor een zo groot mogelijk groep vooral dan hun inzet (engagement) de moeite waard maakt.
Publicaties uit mijn tijd werkzaam als wetenschapper
Jansen, P.G.W., Stoop, L.A.M.
(2001). The Dynamics of Assessment Center
Validity: Results of a Seven Year Study. Journal of Applied
Psychology, 86 (No.4, Aug), 741-753.
We investigated temporal trends in the validity of an assessment
center consisting of a group discussion and an analysis/presentation
exercise, for predicting career advancement as measured by
average salary growth over a 7-year period, for a sample of
679 academic graduates. The validity of the overall assessment
rating (OAR) for persons with tenure of 7 years, corrected
for initial differences in starting salaries, restriction in
range, was .39. There was a considerable time variation in
the validity of both the OAR and assessment center dimensions.
In accordance with findings from research in managerial effectiveness
and development, the dimension interpersonal effectiveness
only became valid after a number of years, while the dimension
firmness was predictive in the whole period and increased in
time. For comparison, validity trends for two types of interviews
and a mental test were also studied. |
Jansen, P., Stoop, B.
(1997) Wat effectieve managers 'werkelijk doen'.
Gedrag & Organisatie, 10, nr 2, 78-94.
Genspireerd door onderzoek van Luthans (1988) en O'Driscoll,
Humpries & Larsen (1991) werd het gedrag van managers bestudeerd
aan de hand van vragenlijsten, aangevuld met antwoorden
op open vragen. Drie-en-zeventig managers uit dezelfde
organisatie werden gevraagd om hun werkzaamheden te beoordelen
naar de hoeveelheid tijd die zij daaraan besteedden en
naar de mate waarin zij deze belangrijk vonden. Hun "succes
in de baan"
werd bepaald als: snelheid van promotie maken, gemiddelde
aantal veranderingen van functie, en inschatting van hun
management potentieel door de organisatie. Het blijkt dat
managers vergelijkbare antwoorden geven op soortgelijke
vragen in de condities van open en gesloten vragen. Communicatie
en traditionele werkzaamheden werden genoemd als tijdrovend;
planning en cordinatie, besluitvorming en voortgangscontrole
als erg belangrijk. Afhankelijk van de succesmaat werden
andere 'succesvolle' activiteitenpatronen gevonden.
Jansen, P.G.W., Stoop,
L.A.M. (1994). Assessment Center Graduate Selection:
Decision Process, Validity, and Evaluation by Candidates.
International Journal of Selection and Assessment, vol.
2, nr. 4, 193-208.
In this contribution, results are presented of research
on the predictive validity of a procedure for the career-oriented
selection of graduates for KPN. After selection on acount
of applicant letter, the selection procedure consists of
four selective steps: interview with a 'recruitment officer',
mental test, interview with line manager, an an assessment
center comprising two situational exercises. Performance
indicators investigated are present salary, average annual
changes in function, appraisal of performance, appraisal
of management potential, and average annual salary progression.
We report on the relationships between the predictors,
between the criteria, and between predictors and criteria.
The assessment center, aswell as other steps from the selection
procedure appear to be valid for a number of performance
indicators. The correlation between the overall assessment
center rating and present salary, corrected for restriction
in range', equals .55. Stepwise regression indicates that
elements from all procedure steps contribute to the prediction
of the criterion of average annual salary progression.
The disturbing influence of possible 'crown prince'-effects
on these results, are discussed. Also, the decision process
taking place during the end meeting of the assessors is
investigated. Finally, the evaluation of the procedure,
both by accepted and by rejected candidates, is discussed.
These and other results are compared to what is generally known about assessment centers.
Jansen, P., Stoop, B.
(1995). Validiteit van een Nederlandse assessment
center selectieprocedure. Gedrag & Organisatie, 8,
nr. 3, 189-205.
De selectieprocedure van KPN bestaat (na de briefselectie)
uit 4 selectieve stappen: selectiegesprek met een 'recruitment
officer', intelligentietest, selectiegesprek met een lijnmanager
en een assessment center bestaande uit twee situatietests.
In het onderzoek betrokken functiecriteria zijn prestatiebeoordeling,
potentieelinschatting, huidig verdiende salaris, jaarlijkse
salarisgroei en gemiddeld aantal functiewisselingen per
jaar.
Verslag wordt gedaan van onderzoek naar de relatie tussen
de predictoren onderling, de criteria onderling, en tussen
de predictoren en de criteria. Het assessment center, maar
ook andere stappen uit de selectieprocedure, blijken valide
voor een aantal functioneringscriteria. Op een steekproef
van ruim 670 personen is de correlatie tussen de initiƫle
'overall assessment center rating' en het criterium 'op
dit moment verdiende salaris', gecorrigeerd voor 'restriction
in range', gelijk aan .55. Stapsgewijze regressie wijst
uit dat elementen uit alle procedurestappen bijdragen aan
de voorspelling van het criterium 'gemiddelde salarisgroei
per jaar'. Ingegaan wordt op de verstorende invloed van
mogelijke 'kroonprins'-effecten op deze resultaten.
Noordenbos, G. Stoop,
B. (1990). 'Development of a model and an instrument
for identifying individuals at risk: Anorexia Nervosa as
a latent trait'. In: Drenth, P.J.D., Sergeant, J.A.,
Takens, R.J. (Eds.): European perspectives in psychology,
vol. 2. Wiley, Chichester.
In taking measures toward preventing anorexia nervosa
it is important to know what the 'predisposing factors'
are. Until now many factors are mentioned in literature
about anorexia nervosa. Because prospective research is
very costly it is important to reduce the many possible
predisposing factors to some more essential 'risk factors'
which have predictive value for the development of anorexia
nervosa.
For this reason we developed a questionnaire about many
predisposing factors for anorexia nervosa. We tried to
find the factors which can discriminate women only slimming
to lose some weight, from women who develop anorexia nervosa.
The questionnaire was filled in by a group of 104 women
who had anorexia nervosa, as well as 79 women who followed
a slimming course. This research yielded five scales that
discriminate between the anorexia group and the slimming
group. The first three scales discriminate between both
groups in their answers about the period before they started
their slimming behaviour.
- The anorexia group experienced their parents as less
capable to express emotions, and conflicts and to talk
about bodily development and sexuality.
- The anorexia group was less able to express their emotions,
conflicts and problems and was less assertive.
- The anorexia group was less satisfied with their self
and adjusted more to the expectations of others and were
more afraid to lose their approval.
- The anorexia group developed more pathological eating
behaviour.
- The anorexia group was more obsessed by thinking about
eating.
All five scales were analyzed with Mokken analysis. Mokken
analysis is based on the assumption that every item in the
question-naire measures a facet of a latent trait (i.e. anorexia
nervosa).
In addition we have employed a structural analysis of covariance
(LISREL) in order to find to evaluate 'direction' or 'causality'
in the sequence of scales. The sequence was based on the
assumption that a special kind of personal develop-ment brings
about pathological eating behaviour when these persons start
their slimming behaviour. LISREL revealed statistical evidence
for this model.
We suggest that our instruments are useful for prospective
research in which one can test the value of these instruments
for identifying young people who are at risk for developing
eating disorders, like anorexia and bulimia nervosa.
Stoop, B., Schaffels, C. (1986). Stimulating
people to engage in environmental friendly behavior.
Third symposium on Materials and Energy from Refuse,
Antwerpen, Vlaamse Ingenieurs Vereniging.
Results of a social research project on the factors
that inhibit or stimulate people to participate in an experiment
to lower the amount of household refuse (garbage) that
is disposed are discussed. The experiment was performed
in a city named Almere (central-Holland). During a year
the City government of Almere tried to reduce the amount
of garbage by providing information. In addition a better
system was set up to gather waste-paper. Compost containers
were subsidized to stimulate people to compostate the organic
part of their garbage. It was assumed that people who change
their behavior go through a number of stages. These stages,
leading to a decision to take part in an experiment or
not, are represented in an attitude-behavior model. The
model predicts that a change in behavior is usually preceded
by a change in attitude. In some occasions however this
chain may be reversed. Three surveys were carried out to
enable us to follow possible changes in behavior and in
attitude in detail. After the experimental year the amount
of household refuse diminished with 10%. The research led
to the conclusion that this change was due to an improvement
in the system of gathering waste paper and the fact that
about 20% of the families bought a subsidized compost container.
Vanuit Milieudefensie Groningen deed ik met een groepje vrijwillers in de negentiger jaren de eerste eko-tellingen in supermarkten en publiceerde daarover in Noorderbreedte.
Hoekstra, H.A., Stoop, B.A.M. (1989). Feeling
rules: testing a model of appraisal-affect relations.
European Journal of Personality, vol. 3, 229-248.
The aim of this study was to test a set of specific
hypotheses about the appraisal-affect relation, derived
from a theory of feeling rules. This theory states that
affective states and reactions of self and others are recognized
and labeled according to learned feeling rules, specifying
the class of external conditions (i.e., in events) relevant
for each affect (its "range of convenience"). Evidently
such conditions are appraised, so affects can be predicted
from appraisals. A taxonomy of 10 appraisal-classes is
described, each defined by a specific profile of scores
on 4 appraisal variables: desirability, controllability,
'responsibility and the kind of value being at stake in
the event. All predictions ensuing from the theory were
tested at once in two independent samples by structural
analysis. The model showed a good fit in both data-sets.
Stoop, B., Hofman, K., (1990). Introduktie
van een gedragsverklaringsmodel bij het stoppen
en verminderen van het gebruik van alcohol en drugs.
Tijdschrift voor Agologie, eerste kwartaal 1990.
In dit artikel wordt betogen we dat het mogelijk is
om middelengebruik en verslavingsgedrag te verklaren vanuit
een rationeel perspectief. We gaan uit van de gedachte
dat verslavingsgedrag de resultante is van een beslissingsproces
bij de persoon in kwestie. In dit kader presenteren we
de attitude-gedragstheorie van Fishbein & Ajzen vanuit
de transtheoretische theorie van Prochaska en DiClimente.
Deze twee theorien brengen we met elkaar in verband, omdat
de theorie van Fishbein
& Ajzen kan worden gezien als een van de mogelijke invullingen
van de theorie van Prochaska en DiClemente. Bovendien kan
met de laatste theorie worden verduidelijkt aan welke stadia
in het beslissingsproces Fishbein & Ajzen relatief weinig
of geen aandacht besteden.
|