Wat werkt bevrijdend?
Nog maar dertien jaar was Virginia Woolf toen haar moeder
stierf. Tot haar vierenveertigste was de schrijfster, naar
eigen zeggen, door deze vrouw geobsedeerd. Mrs Ramsay, het
belangrijkste personage in Naar de vuurtoren, heeft
model gestaan voor die voortreffelijke moeder. Virginia Woolf
schreef het boek haast in trance en toen het eenmaal af was,
was de obsessie voorbij. 'Ik hoor haar stem niet meer. Ik
zie haar niet meer,' schreef ze in haar schrijversdagboek.
En: 'Ik neem aan dat wat ik voor mijzelf deed datgene is wat
psychoanalytici voor hun patiënten doen. Ik verwoordde
een heel lang en diep gevoelde emotie. En in de verwoording
lag de verklaring, waardoor de emotie tot rust kwam'.
Woorden, wie zal hun belang ontkennen? Je kunt iemand er
dodelijk mee beledigen, maar woorden kunnen emoties ook bezweren.
Hoe dat werkt, zullen we nooit precies weten. Dat is het mooie
van kunst en van psychotherapie: je moet ervoor openstaan,
en helemaal zonder magie gaat het niet.
Zoeken naar zelfkennis is ook zoeken naar
een verhaal over jezelf. Een versie van de werkelijkheid waaruit
je genoeg energie kunt putten om met jezelf te leven. Soms
moet je woorden uitspreken om te ontdekken wat ze betekenen.
Dat overkwam me toen ik eens een nooit verstuurde brief aan
mijn vader moest voorlezen. Mijn vader was toen allang dood.
Plotseling gestorven aan een hartaanval. Uit ons midden weggerukt,
zoals dat heet in de overlijdensberichten. Zo'n dood waarmee
je je nooit helemaal kunt verzoenen, omdat alles ongezegd
is gebleven.
De brief begon huiselijk en onschuldig, werd allengs wanhopiger
en bozer, en eindigde verdrietig. Het epistel kwam in een
lade terecht en ik dacht er nooit meer aan. Tot ik, veel later,
me ongelukkig en eenzaam voelde en in psychotherapie ging.
Tijdens een van de zittingen kwam de brief ter sprake, en
de psychiater vroeg of ik hem de volgende keer wilde meenemen.
Toen ik hem de week daarop enigszins beschroomd de gekreukte
velletjes toeschoof, bleef hij me strak en zwijgend aankijken.
Zo kwam ik er niet vanaf. Voorlezen moest ik. Het was een
tekst die ik makkelijk in een paar minuten tijd had kunnen
voorlezen, maar het duurde een kwartier, want herhaaldelijk
werd ik overvallen door gênante, overrompelende en onflatteuze
huilkrampen. Ik weet nog dat de psychiater me na afloop wat
onhandig in mijn jas hielp. We stonden te schutteren in een
klein halletje met een grote kapstokspiegel. Ik zag mezelf:
rode gezwollen ogen, een rode glimneus en dan ook nog in mijn
eentje in de tram van Buitenveldert naar huis. Ik vervloekte
de man die dit had veroorzaakt. Maar die nacht sliep ik verrukkelijk.
Uitgeput, maar zo voldaan als iemand die op eigen kracht een
flinke lap grond heeft omgespit.
Voor het eerst in mijn leven had ik al mijn ambivalente gevoelens
over mijn vader hardop uitgesproken. En nog wel in het bijzijn
van een ander, die alleen maar luisterde. Die het niet belachelijk
vond dat ik een brief aan een dode had geschreven. Die me
niet zwak vond omdat ik hulp nodig had. Ik hoefde me niet
langer te schamen. De woorden hadden hun heilzaam werk gedaan.
Psychotherapie is, onder veel meer, een spel met woorden.
Spreken maar ook schrijven over je trauma of onverwerkte probleem
helpt. Ik denk aan mijn eigen ervaring, maar ook aan het spectaculaire
succes van therapie via internet, die bij niet al te ernstige
trauma's verrassend effectief blijkt te zijn.
Je lost er alleen het probleem van de schaamte niet mee op, zeggen de critici. Want psychotherapie gaat,
behalve over woorden, vaak over schaamte. Zonder een echte
vis-à-vis relatie met een therapeut gebeurt daar weinig
mee.
Zoals psychoanalyticus Wouter
Gomperts me een aantal jaren geleden vertelde in een interview
voor Vrij Nederland: 'Zodra de schaamte en de angst echt gaan
opspelen, is de internettherapie gelukkig alweer afgelopen'.
Vroeger spraken mensen niet of nauwelijks over hun psychisch
ongerief. De generatiekloof van de jaren zestig liet duidelijk
zien waar de scheidslijn liep: je had de sprekende en je had
de zwijgende generatie. De ouders van de babyboomers waren
monumentale zwijgers. Het was de laatste generatie die indrukwekkend
kon zwijgen over tegenslagen en tobberijen. Ze hechtten er
ook geen enkele psychologische betekenis aan. Verlichting
voor hun narigheid vonden onze ouders soms bij dominee of
pastoor, en verder droegen ze veelal zwijgend hun lot.
'Met praten verander je niks,' zei de jongste zuster van mijn
moeder altijd. Ze belandde in de jaren veertig van de vorige
eeuw in het jappenkamp en verloor daar haar eerste baby. De
rest van haar lange leven zweeg ze over die verschrikkelijke
ervaring. De lichamelijke klachten die ze later kreeg, de
migraine, de slapeloosheid - het werd lijdzaam doorstaan.
Toen er rond haar vijftigste een reisfobie bij kwam, ging
ze gewoon niet meer op reis.
Voor haar en haar tijdgenoten kwam de opmars van de geestelijke
gezondheidszorg en de daarbij behorende praatcultuur te laat.
Ze werd oud en ze was een gewetensvolle en zorgzame moeder,
waaruit je kunt afleiden dat ze sterk en flink was. Maar in
het laatste jaar van haar leven had mijn tante nachtmerries
waarbij zij 's nachts door het huis dwaalde, op zoek naar
haar gestorven baby. De vraag of zij de migraine, de fobie
en de nachtmerries niet gehad had als zij eerder had gepraat,
is niet te beantwoorden. Wel weet ik zeker dat het beter voor
haar was geweest als zij dat wel had gedaan en erkenning voor
haar lijden had gekregen. Dat mijn tante voor opgroeiende
dochters onbegrijpelijk hard kon zijn, een hardheid die niet
paste hij haar zorgzame aard, bracht zijzelf nooit in verband
met haar verlies. Gerouwd om haar baby had ze nooit. Naar
de zielendokter wilde ze niet, dat kneuzen.
Vanaf de jaren zestig werd 'je moet erover praten' de remedie
voor alle kwalen. Het vermogen tot hardop uitgesproken zelfreflectie
is inmiddels doorgedrongen tot brede lagen van de bevolking.
We praten over onze relaties, onze ouders, onze seksuele problemen,
onze gevoelens. En na grote en kleine rampen praten we in
crisiscentra over onze nare ervaringen.
Tegenwoordig vinden we het belangrijk om te weten wat er in
onszelf omgaat. Als je weet wat je drijft en bezielt, heb je jezelf beter in de hand en ben je minder afhankelijk
van het oordeel van anderen. In twintig jaar tijd is de clientèle
van de instellingen voor geestelijke gezondheidszorg meer
dan verdrievoudigd en de groei lijkt nauwelijks te stuiten.
De therapievormen veranderen wel. Toen ik vijftien jaar geleden
een serie interviews maakte met psychotherapeuten uit verschillende
scholen was ik gefascineerd door de doeltreffendheid van het
blootleggen met behulp van woorden. Vooral de psychoanalyse
sprak tot mijn verbeelding. 'De mens is slaaf van zijn bestaan
door onbewuste motieven, en meester over zijn bestaan door
bewuste motieven'. Dit soort uitspraken, opgetekend uit de
mond van een der geïnterviewden, prikkelden mijn fantasie.
Ik begreep eruit dat je door stevig en lang in therapie te
gaan en je jeugd opnieuw te beleven, in de buurt kon komen
van de geheime informatie die lag opgeslagen op de bodem van
je bewustzijn en die stiekem de regie van je leven had overgenomen.
Maar net als in sprookjes was de weg naar bevrijding lang
en moeizaam. Om bij die geheime informatie te komen, moest
je je overgeven aan de therapeut, veel praten en vooral over
veel tijd en geduld beschikken.
De interviews leerden me ook dat gesprekstherapie
niet zaligmakend was. Ook non-verbale technieken
bleken te werken, net als een combinatie van beide. Psychiater
en danstherapeute Charlotte Querido vertelde me indertijd
dat ze altijd begint met gesprekstherapie, omdat mensen veel
makkelijker over hun gevoelens kunnen praten dan ze te tonen.
Gesprekstherapie kent volgens haar beperkingen en gevaren.
Met woorden wordt vaak om de kern heen gedraaid, zo niet gelogen.
'Een goede therapeut doet alles om dit te voorkomen, maar
dat kost moeite, heel veel moeite. Het gebaar kan
niet liegen. Het vertelt van de, meestal verdrongen,
gevoelens. Het gebaar is ons net iets te slim af. Het verraadt
ons. Het gebaar is in eerste instantie een instrument van
het gevoel, het woord van het verstand'.
De vrije dans, zegt Querido, werkt woordeloos en diep. Daarom
danst ze met haar cliënten, om ze weer in contact te
brengen met hun vergeten verlangens. 'Alles wat verstard is
geweest, komt weer in beweging'.
Het geloof in de bevrijdende macht van het woord is tanende.
Niet toevallig liggen vooral de langdurige gesprekstherapieën
de laatste jaren zwaar onder vuur. De belangrijkste reden
ligt voor de hand: de Riaggs worden al jaren geconfronteerd
met zoveel acute problemen dat het psychotherapeutisch aanbod
een steeds lagere prioriteit krijgt. Voor zwervers, junks
en asielzoekers met wanen is langdurige gesprekstherapie niet
geschikt. Het beleid is steeds meer gericht op hulp aan die zware gevallen, simpelweg omdat ze voor de
meeste overlast zorgen. Dat gaat ten koste van de 'gewone'
neurotici, de gemotiveerde hulpzoekers, die steeds meer in
het dure vrije circuit terechtkomen. Langdurige therapieën
worden steeds meer als omslachtig en tijdrovend gezien. Men
vraagt zich in toenemende mate af of geestelijke gezondheid
alleen te realiseren is door in langdurige praatsessies op
zoek te gaan naar onbewuste conflicten.
De laatste jaren is naarstig gezocht naar nieuwe, veel kortere
therapievormen. Giel Hutschemaekers, onderzoeker en psycholoog,
heeft veel contact met behandelaars die werken volgens het
vijf-gesprekkenmodel. Hijzelf gelooft er heilig in. Minder
praten, minder diep graven en toch problemen oplossen: hoe
werkt dat?
Hutschemaekers:
'Door iemand aan te spreken op zijn gezonde kanten.
Op de mechanismen die hij of zij al een heel leven heeft gebruikt
om zich staande te houden'.
Maar de betrokkene heeft toch juist hulp gezocht omdat die
mechanismen niet meer werkten? Dat is waar, zegt Hutschemaekers,
maar als iemand weer vijf jaar vooruit kan na vijf gesprekken,
dan hoor je hem niet klagen.
Hutschemaekers vindt ook dat het psychoanalytisch discours
zijn kracht goeddeels heeft verloren. 'Niet omdat het niet
deugt, maar juist omdat het zo goed heeft gedeugd. De psychoanalyse
heeft ons een aantal problemen zo goed leren begrijpen, dat
je er niet meer van schrikt. De impact is sterk verminderd.
Psychoanalyse is een psychische realiteit geworden die ik
bij mezelf beleef en bij anderen kan zien. En dan verliest
zij haar rituele kracht'.
De psychoanalytici zien hun gedachtegoed bedreigd en wijzen
erop dat hun vak juist is meegegroeid )net de tijd. De moderne
analyticus is veel meer aanwezig in de therapie.
De meesten bespreken tegenwoordig wat er in de behandeling
tussen hen en de patiënt gebeurt. Het beeld van de analyticus
die als een neutrale spiegel een oud ideaal uitdraagt, klopt
volgens hen allang niet meer. Ook benadrukken analytici dat
bepaalde conflicten alleen via psychoanalyse kunnen worden
ontrafeld omdat je ze anders niet te pakken krijgt. Vaak gaat
het om ingewikkelde problematiek die van de ene op de andere
generatie wordt overgedragen. Mensen met oorlogsverledens,
zelfmoorden in de familie, geheimen, onopgeloste afhankelijkheid
van een soms al lang overleden ouder.
De psychoanalytici betreuren het zeer dat de overheid geneigd
is de psychotherapie uit de RIAGGS weg te duwen. Wouter Gomperts
wijst erop dat de stille, angstige mensen, die niet zo dramatisch
en zichtbaar lijden maar wel helemaal zijn vastgelopen, nu
buiten de boot vallen. Zeker, er zijn problemen die met een
kortdurende therapie zijn op te lossen. 'Maar als het gaat
om het ontbreken van wezenlijk vertrouwen in anderen, waardoor
je je leven lang geen intimiteit kunt verdragen, je angstig
en eenzaam voelt, dan kom je er niet uit in vijf zittingen'.
Nu lijkt het alsof psychoanalyse vooral draait om woorden,
terwijl iedere analyticus weet dat dit niet waar is. Het gaat,
onder meer, net zo goed om de stilten. Zwijgen is ook een
manier om dichter bij de waarheid te komen. Sterker nog: zonder
zwijgen lukt dat niet. 'Zwijgen geeft gewicht aan woorden
en men zou kunnen zeggen dat de aard van de stiltes de kwaliteit van het gesprek bepaalt,' zegt psychoanalyticus
Harrie Stroeken. In zijn Nieuw psychoanalytisch woordenboek noteert hij dat zwijgen door de analyticus 'een uiting van
respectvol luisteren kan zijn, maar ook een uiting van agressie
of domheid tegenover een cliënt die er steeds angstiger
van wordt, achterdochtiger of wrokkiger, of die zich nog meer
gaat schamen'.
Een zwijgende cliënt kan op van alles duiden: wantrouwen,
verlegenheid, schaamte, verwarring. Iedereen die ooit zelf
in therapie is geweest, kan het lijstje aanvullen.
Wie beweert dat spreken louter goud is? Rappe praters kunnen
een scherm van woorden optrekken en daarmee veel verhullen.
Net als in het echte leven geldt ook in de therapie: wie niet
weet te zwijgen, kan beter zijn mond houden.
|