Stukken overnemen zonder toestemming
Onderstaande tekst is met toestemming overgenomen
van de site van Jeanne Doomen. In dit artikel van 1997
uit de Journalist vraagt zij zich af wat de beste oplossing
is voor het vergoeden van stukken die zijn overgenomen
uit de media.
Het is maandag 30 september en freelance journalist Jan Rensen
zit wat te surfen op Internet. Hij neemt een kijkje op de
site van het Utrechts Nieuwsblad, de krant waaraan hij regelmatig
artikelen levert. Tot zijn stomme verbazing stuit hij op een
(zwaar verminkt) verhaal van hemzelf waarbij ook nog eens
staat vermeld dat het copyright berust bij het UN.
Rensen schrijft een brief aan UN-hoofdredakteur Gerd Selles
en wijst erop dat zijn auteursrecht is geschonden. Niet alleen
is zijn artikel zonder zijn toestemming doorgeplaatst in een
ander medium, maar er is ook nog eens in geknipt op een wijze
die - aldus Jan Rensen in zijn brief - "krant noch auteur
een dienst bewijst".
Hij schetst de hoofdredakteur zijn dilemma. Hoewel het interessant
zou zijn de kwestie aan de rechter voor te leggen (bijvoorbeeld
om te toetsen welke straf-vergoeding hier tegenover zou moeten
staan), wil hij de zaak niet op de spits drijven: hij en de
krant werken immers al vijftien jaar prettig samen. Maar als
voorzitter van de sectie freelance van de NVJ kan Jan Rensen
de inbreuk op zijn auteursrecht ook weer niet zonder meer
laten passeren.
Rensen stelt de volgende oplossing voor: betaling van het
normale honorarium voor dit artikel en overleg als de krant
nog eens zo'n herplaatsing overweegt.
De zaak lijkt met een sisser af te lopen. In een telefoongesprek
verzekert Selles Rensen dat er sprake is van een misverstand:
de redakteur die de hele bijlage op het net had gezet had
zich niet gerealiseerd dat er ook werk van freelancers in
zat. En ja hoor, dat honorarium wordt overgemaakt. Hij zal
de zaak nog wel even voorleggen aan zijn juridisch adviseur,
dit met het oog op de toekomst.
Een paar dagen later belt Selles opnieuw met Rensen. De hoofdredakteur
blijkt intussen zo boos geworden dat hij de samenwerking met
zijn freelancer per direkt opzegt. "Een omzetverlies
van f 16.000 per jaar," rekent de journalist voor. Rensen
overlegt nu met de NVJ welke juridische stappen tegen de krant
kunnen worden genomen.
Het komt niet vaak voor dat freelancers daadwerkelijk optreden
tegen opdrachtgevers die hun auteursrecht schenden. Soms merken
ze niet dat het gebeurt (het artikel verschijnt op een plek
waar ze het niet tegenkomen). Of ze willen de zaak niet te
hoog spelen uit angst de relatie met de opdrachtgever op het
spel te zetten. Of ze hebben eenvoudig geen zin in het 'gedoe'.
"Eigenlijk gebeurt het me regelmatig dat mijn auteursrecht
wordt geschonden," vertelt freelancer Mieka Vroom. "Ik
merk bijvoorbeeld dat artikelen van mij worden overgenomen
in kleine blaadjes van organisaties. Die kunnen toch niet
betalen, denk ik dan, ik begin dus niet eens over geld. Ik
ben al blij als ze mijn naam eronder zetten.
Ik werk regelmatig voor de gemeente Utrecht. Een tijdje terug
had ik een stuk geschreven over sociale vernieuwing. Toen
belde de vrouw die de eindredaktie deed heel enthousiast op:
het wordt ook geplaatst in een ander krantje, vind je dat
niet leuk? En ik werd meegesleept door haar enthousiasme en
dacht niet meer aan de zakelijke kant.
En ik denk dan ook: moet ik daar nou al die moeite voor gaan
doen? Ik heb het toch al geschreven. Ja, ik weet dat het niet
zo hoort en het is ook het argument dat altijd door de andere
kant wordt gebruikt en terwijl ik je dit vertel heb ik het
schaamrood op de kaken. Maar zo werkt het wel, helaas".
Mieka Vroom wil ook nog een goede ervaring kwijt. "Ik
zou met iemand anders een boekje schrijven dat zou worden
meegezonden met het Kluwer-tijdschrift Vraag en Aanbod. We
kregen een contract toegestuurd waarin stond dat alle auteursrechten
zouden worden overgedragen, ook als het op CD-rom werd gezet.
We hebben ze per kerende post de leveringsvoorwaarden van
de NVJ gestuurd en tot onze stomme verbazing kregen we meteen
een nieuw contract waarin die leveringsvoorwaarden waren opgenomen.
Terwijl we al dachten: stroop je mouwen maar op, er moet nu
heel hard gewerkt worden".
Aanvankelijk deden de uitgevers of hun neus bloedde en sluisden
voor eenmalig gebruik bedoeld journalistiek materiaal zonder
meer door naar databanken, CD-roms en vervolgens ook naar
Internet. En alsjeblieft geen moeilijke gesprekken over of
daarvoor toestem ming van de auteurs nodig was, of er sprake
was van hergebruik en al helemaal niet over de vraag of daar
een vergoeding tegenover moest staan.
Frans Pasma, Internet-redakteur bij De Limburger, vertelt
dat het auteursrecht bij zijn krant intussen "een klein
beetje" is geregeld. Dat houdt in dat men voor de Internet-site
alleen eigen produkties en die van het ANP ("daar doen
ze nooit moeilijk") gebruikt. "We gaan ervan uit
dat als we ook andere artikelen zouden gebruiken, de krant
op het Net daarvan afhankelijk kan worden en we een flinke
stap terug zouden moeten doen als het niet meer mag. Of dat
we dan diep in de buidel zouden moeten tasten".
Bij De Limburger werkt volgens Pasma ook geen redakteur die
zegt: mijn stuk niet op Internet als ik geen geld krijg. "Wel
vindt men dat het landelijk geregeld moet worden".
Ook bij het Haarlems Dagblad werd onlangs een notitie op
tafel gelegd over de creatie van een eigen plek op Internet.
Het woord auteursrecht kwam in die notitie niet voor. "Als
voorzitter van de redaktieraad heb ik er toen op gewezen dat
dat wel goed geregeld moest worden," zegt Arthur Maandag.
"Maar hoe het nu uitpakt moeten we nog maar afwachten".
Erg lang zullen uitgevers deze lijn niet meer volgen. Het
laatste half jaar gaan zij er immers in toenemende mate toe
over journalisten met zachte of wat hardere hand ertoe te
bewegen hun auteursrecht zelf uit handen te geven.
Zo verzochten De Weekbladpers en NRC Handelsblad hun freelancers
ermee in te stemmen dat hun bijdragen worden gebruikt voor
respectievelijk een databank en een CD-rom. Ook uitgeverij
Wegener deed een beroep op de medewerkers hun auteursrecht
ten behoeve van de ontwikkeling van de nieuwe media uit handen
te geven.
En de VNU-tijdschriftengroep verraste de onderhandelingspartners
met een concept- mantelovereenkomst die freelancers ertoe
moest brengen hun auteursrecht in volle omvang over te dragen.
Alle belangenbehartigingsorganisaties van vormgevers tot fotografen
en journalisten hebben VNU intussen in een gezamenlijke brief
laten weten dat zij hier niets voor voelen.
Bij de Dagbladpers spreekt men bij voorkeur niet van een
totale overdracht van het auteursrecht. "Ik noem het
liever een versterking van de wettelijke licentie," zegt
H. Grootveld, secretaris voorlichting juridische zaken van
het Nederlands Uitgevers Verbond.
En waarom het nu zo hoog gespeeld wordt en de dagbladuitgevers
geen jaar meer kunnen wachten op een definitieve regeling?
Grootveld: "Je moet er eens een keer aan beginnen als
je het op je af ziet komen. En voor de NDP is het kennelijk
een hard punt, anders was het niet zo gelopen".
De NVJ neemt de zaak overigens minstens zo hoog op. "Die
CAO moet er komen. En als ze hier een breekpunt van willen
maken, roepen we journalisten op om aktie te voeren,"
aldus NVJ-secretaris Inge Brakman.
Dat er uiteindelijk aan journalisten betaald zal moeten
worden wanneer hun produkten in databanken, op CD-rom of op
Internet (verder) worden geëxploiteerd staat wel vast.
Dat is ook vanzelfsprekend, aangezien de Internet-gebruiker
ook niet overal meer vrij toegang heeft en zal hebben.
"Internet zit nu in de honeymoon-fase," zegt advocaat
en wetenschappelijk medewerker Informatierecht mr. P.B. Hugenholtz.
"Maar de ontwikkeling is dat er geld gevraagd zal worden
voor die informatie die commercieel waardevol is. Uitgevers
doen het nu nog cadeau omdat het interessant is om te laten
zien dat ze op Internet zitten, maar dat zal niet zo blijven.
En als de Internet-gebruiker gaat betalen, is het niet meer
dan logisch dat ook royalties worden betaald".
De vraag is dan hoe die royalties moeten worden berekend
en uitbetaald. "Het is praktisch niet haalbaar om met
alle mogelijke rechthebbenden op materiaal te gaan onderhandelen,
" aldus advocaat mr. drs. S.J.H. Gijrath in het Financieel
Dagblad van 3 juli 1996. Ook is het volgens hem "moeilijk
om vooraf een vast percentage af te spreken. De inhoud van
een site wordt voortdurend aangepast en uitgebreid en het
is dus ondoenlijk op enig tijdstip te bepalen wat het aandeel
is van een stuk bronnenmateriaal in de totale site".
Praktischer zou het volgens deze deskundige zijn "indien
de producent van een Internet- site zich tot één
partij kon wenden, die bij voorkeur met standaardtarieven
werkt". Een ideale oplossing, meent mr. Gijrath, zou
zijn "indien er één overkoepelende clearingorganisatie
werd opgericht voor de Internet-exploitatie, al dan niet met
subafdelingen".
Advocaat Hugenholtz kan zich voorstellen dat het opsporen
van en onderhandelen met een veelheid van rechthebbenden voor
een multimedia-producent "kan uitdraaien op een auteursrechtelijke
nachtmerrie". Anders dan Gijrath meent hij echter dat
er wel degelijk mogelijkheden zijn om vast te stellen wie
op welk moment welke Internet-informatie tot zich neemt.
"Het mooie van Internet is dat je precies kunt zien hoe
vaak iemand toegang vraagt tot een bepaalde pagina, terwijl
je niet ziet hoe vaak iemand een boek openslaat". Het
is juist inherent aan Internet als systeem dat precies is
vast te stellen wie zich waar hoe lang ophoudt. "Om met
de bekende auteursrecht-lobbyist Charles Clark te spreken:
The answer to the machine is in the machine".
Hugenholtz is er daarom absoluut niet van overtuigd dat een
clearingsysteem op de informatiesnelweg een noodzaak is. Een
pay per use systeem dan, waarbij bij de Internet-gebruiker
de kassa gaat rinkelen telkens wanneer hij de voorpagina van
een bepaalde krant on line opzoekt met een doorbetaling aan
de journalist wiens artikel hij na het scannen van de koppen
downloadde van het Net?
Hier ziet de advocaat een ethisch probleem. "Je kunt
op Internet weliswaar alles naar iedereen traceren,"
zegt hij, "maar je moet er daarbij wel op letten dat
de eindgebruiker niet te veel privacy kwijt raakt".
Voorlopig lijkt het Hugenholtz nog niet zo'n gekke oplossing
om een eenmalig percentage vast te stellen voor hergebruik
van journalistieke produkten. "Het voordeel daarvan is
dat je het systeem ook voor CD-roms kunt gebruiken. Want bij
een CD-rom kun je tenslotte niet vaststellen hoe vaak welke
gegevens zijn gebruikt".
Hoe hoog het percentage zou moeten zijn, is een open vraag.
De NVJ is bereid voor dagbladjournalisten
de komende jaren een 0-percentage te accepteren als het journalistieke
auteursrecht maar wordt gewaarborgd. Voor de omroepmedewerkers
en de freelancers wil men eerst hogere honoraria bevechten
voordat een percentage zelfs maar aan de orde kan komen.
En als die hobbels eenmaal zijn genomen? Dan wordt dat nog
een leuk potje onderhandelen.
Dit artikel is met toestemming van Jeanne Doomen overgenomen
van haar website.
Copyright © Jeanne Doomen.
Deze tekst wordt uitsluitend aangeboden voor persoonlijk gebruik.
Het internet heeft onze benadering van
informatie voorgoed veranderd. Onze informatieconsumptie
is enorm vergroot; de effectieve bescherming van informatie
verkleind. Het rechtsgebied dat het spanningsveld tussen
het gebruik van informatie en de bescherming daarvan
bestudeert. Het informatierecht is daarom toe aan een
herwaardering.
Dit boek beschrijft het nieuwe informatierecht: het informatierecht
toegepast op internet. Behandeld worden de juridische
aspecten van spam, peer-to-peer software, domeinnamen,
ongeoorloofde uitingen, hyperlinks, zoekmachines en internet
service providers. Het boek laat zien dat de regels die
offline gelden, online niet altijd toepasbaar zijn, en
vice versa. |