Kwaliteit en vrijheid
Ontwikkeling in vrijheid en kwaliteit
Pirsig doet middels zijn theorie van de Metafysica van de
Kwaliteit een poging westerse en oosterse filosofie te verbinden.
De westerse filosofie gaat er van uit dat de werkelijkheid,
het Ding an sich, principieel onkenbaar is. De werkelijkheid
is slechts kenbaar via aanschouwings- en denkvormen. De werkelijkheid
kent twee vormen: een objectieve, voor ons onkenbare vorm,
en een subjectieve, de wereld zoals wij haar beleven. Materie
tegenover geest.
De oosterse filosofie gaat ervan uit dat de werkelijkheid
wel ‘kenbaar’ is middels een samensmelting van
object en subject, bijvoorbeeld door te mediteren. Door te mediteren kun je voorbij gaan aan de beperking van het denken en gedachtes.
De westerse manier van denken heeft tot gevolg dat dingen
waarvan het bestaan niet empirisch vastgesteld kan worden,
niet objectief kunnen bestaan. Het zijn veronderstellingen,
dingen die mensen bedenken, of zich inbeelden, maar die er
in de werkelijkheid niet zijn.
Volgens Pirsig is de empirische ervaring echter geen ervaring
van objecten, maar van waarden. “Het onderscheid tussen
feiten en waarden is een voortvloeisel van het empirisme:
de opvatting dat alle kennis uit ervaring moet komen. Echter,
de metafysica van de kwaliteit (…) stelt dat de waarden
niet buiten de ervaring staan, waarden vormen de essentie
van de ervaring. (…) Het ding heeft de waarde niet gevormd,
de waarde heeft het ding gevormd.”
En daarbij stelt hij waarde gelijk aan kwaliteit.
Evolutie van kwaliteit
Van het begrip ‘waarde’ stapt Pirsig over naar
‘kwaliteit’, die hij vervolgens onderverdeelt
in Dynamische Kwaliteit en Statische Kwaliteit.
En daarmee zijn we tot de kern van zijn betoog gekomen.
Statische kwaliteit is conserverend, bijeenhoudend, gebaseerd
op gewoonte en herinnering. Wanneer alles goed gaat, hoeft
de mens zich niet druk te maken over de organisatie van zijn
lichaam of van zijn sociale omgeving. Beiden scheppen de voorwaarde
voor het komen tot zelfontplooiing. Goed is datgene wat aansluit
bij bestaande patronen van waarde.
Citaat uit het boek Lila, de opvolger van Zen en de kunst van motoronderhoud:
"Het evolutionaire doel van het intellect is nooit het ontdekken van de definitieve zin van de kosmos geweest. Dat is een betrefkkelijk recente gril. De oorspronkelijke opzet van het intellect was de samenleving te helpen voedsel te zoeken, gevaar te ontdekken en vijanden te verslaan..... De cellen bedachten langs Dynamische weg dieren om hun situatie te waarborgen en te verbeteren. De dieren bedachten langs Dynamische weg samenlevingen, en samenlevingen bedachten langs Dynamische weg om dezelfde reden intellectuele kennis."
Statische waardepatronen
zijn onder te verdelen in vier stelsels:
- anorganische patronen
- biologische patronen
- sociale patronen
- intellectuele patronen
Deze vier stelsels zijn alomvattend, er is niets dat in deze
indeling niet ondergebracht kan worden. Daarbij zijn de vier
stelsels onafhankelijk, zelfs tegengesteld
ten opzichte van elkaar. In het subject – object denken
is dat ondenkbaar; daar is de materie, het anorganisch patroon
immers de basis voor al het andere. Elke laag van patronen
is (moreel) verheven boven de voorgaande. Dit maakt waardeoordelen
tussen die niveaus mogelijk.
Alleen de Dynamische kwaliteit onttrekt zich aan deze indeling.
Dynamische kwaliteit is altijd moreel beter dan statische
kwaliteit.
Dynamische kwaliteit is de bron van alle verandering, de
kwaliteit van de vrijheid. Dynamische kwaliteit creëert
de wereld waarin wij leven, maar statische kwaliteit is noodzakelijk
om haar in stand te houden. Alleen maar in stand houden loopt telkens uit
op stagnatie, het verhinderen van verandering, het verbieden
van het afwijkende. Het is zaak telkens de balans te zoeken
tussen beide kwaliteiten en gericht te blijven op evenwaardigheid.
Een baby is een en al Dynamische kwaliteit. Zonder voorkennis
ziet een baby een wereld waarin alles nieuw en gelijkwaardig
is. Al snel ontdekt hij echter allerlei patronen, gaat hij
de wereld indelen, construeert hij zijn wereld. Dat is nodig
om in die wereld te kunnen zíjn, maar wanneer de Statische
kwaliteit alomvattend wordt verdwijnt de vrijheid, stolt de
wereld.
Pirsig kwam tot de conclusie dat kwaliteit noch objectief,
noch subjectief is. Hij veronderstelde dat kwaliteit naast
geest en materie een derde entiteit vormt. En zo poneerde
hij de metafysische stelling dat er ten opzichte van object-
en subjectervaringen een diepere onderliggende realiteit bestaat
die hij Kwaliteit noemt met een hoofdletter. Die Kwaliteit
heeft in zijn ogen een a-priori karakter en is inhoudelijk
ondefinieerbaar omdat het geen ding is maar een gebeuren,
een ervaringsproces dat vooraf gaat aan cognitieve acties
en emotieve belevingen. Voordat men over iets nadenkt of iets
beleeft, ervaart men of iets van waarde is, of iets kwaliteit
heeft. Schoonheid, wijsheid, liefde en geestkracht zijn de
voortbrengselen van onze geestelijke vermogens, gebaseerd
op waarnemen, denken, voelen en willen.
Wanneer Kwaliteit wordt beschouwd als de ultieme werkelijkheid, wordt het mogelijk dat er meer dan één verzameling waarheden bestaat. Dan hoeft men niet meer naar de absolute ´Waarheid´ te zoeken. Men zoekt in plaats daarvan naar de intellectuele verklaring voor de dingen die de grootste kwaliteit heeft, in de wetenschap dat deze verklaring, als het verleden iets voor de toekomst kan betekenen, als voorlopig moet worden opgevat, en net zolang bruikbaar is tot zich iets beters aandient.
Kwaliteitservaringen vormen de essentie voor een
bevredigend leven, omdat in die ervaringen de kunstmatige
scheiding tussen object en subject afwezig is en de oervorm
van een natuurlijke eenheid bestaat. Pirsig legt een verband
met het Zenboedisme, waarin dit streven al eeuwenlang vervat
ligt.
Hoe kunnen mensen tot dergelijke Kwaliteitservaringen komen?
In zijn voorbeelden richt Pirsig zich op arbeidservaringen,
zoals op motoronderhoud. Het beste motoronderhoud ontstaat als men
komt tot een Kwaliteitservaring die men beleeft als “er
helemaal in opgaan”. Om in iets op te kunnen gaan, moet
men een Kwaliteitsspoor zien te vinden en daarvoor is volgens
Pirsig innerlijke gemoedsrust nodig, moet men constructief
de betekenis van optredende irritaties zien te begrijpen en
moet men “hart” hebben voor waar men zijn aandacht
op richt.
We dichten iets kwaliteit toe als wij het associëren
met mogelijkheden tot de begeerde Kwaliteitservaring. De ene
mens heeft voor de andere mens kwaliteit als zij hem of haar
bijvoorbeeld lichamelijke of intieme “versmeltingen”
te bieden heeft. Een baan heeft kwaliteit als de bezigheden
het mogelijk maken om je er zo nu en dan met hart en ziel
in te verliezen. Iemands leven heeft kwaliteit als er voldoende
verbondenheidervaringen te bereiken vallen. Een gemeenschap
of groep biedt een Kwaliteitservaring als een individu met
beleving van, en respect voor, zijn eigenheid zich verbonden
met de anderen voelt.
Een relatie heeft kwaliteit wanneer het op alle aspecten als chemie, band, seksualiteit, kameraadschap, belangstelling, etc. goed voelt. Een relatie (de liefde) lijkt op alle niveaus voorbeelden te hebben van statische en dynamische patronen.
Een voorbeeld van een conflicterende statische patronen.
Jan Drost schreef het boek Het romantische misverstand. In het boek noemt Drost het voorbeeld van een vrouw wiens huwelijk was stukgelopen rond haar dertigste. In de dertig jaar erna had zij nooit meer een nieuwe liefde gehad. “Zij koesterde een noodlottig geloof in de Ene en opende nooit meer haar blikveld voor nieuwe liefdes. De romantiek had haar vizier verengd."
In dit voorbeeld is een overtuiging (intellectueel patroon) er de oorzaak van dat zij op de onderliggende dimensies (biologische patronen en sociale patronen) minder kwaliteit beleeft.
Het gaat er dus niet om een permanente toestand van eenheid,
harmonie of verbinding te bereiken, want dat leidt tot overprikkeling.
Zoals bij de dans of het bespelen van een accordeon is de beweging tussen nabijheid
en afstand noodzakelijk voor het bewerkstelligen van leven
en hartstocht in de muziek.
Het vrijheidsgehalte binnen een samenleving en het vrijheidsstreven
van de deelnemende individuen is een belangrijke facilitator
voor Kwaliteitservaringen. Maar meer vrijheden bieden geen
garantie voor meer geluk.
Grensverleggen is een bewijs van groei, maar geen doel op
zich. Iemand die telkens over zijn eigen en andermans grenzen
gaat, kent geen balans en evenwicht.
Hij is ongezond als een kankergezwel in een lichaam.
Voor meer over de relatie tussen geluk, vrijheid en kwaliteit,
klik hier. Bovenstaande
tekst is een compilatie van boekbesprekingen te vinden op
Internet.
Het pad naar vrijheid, liefde en kwaliteit gaat niet
altijd over rozen. Een goede aanvulling op de visie
van Pirsig geeft Erich Fromm in De
gezonde samenleving. Met name over de situatie dat de
mens gefrustreerd raakt in het creëren van kwaliteit.
Volgens Fromm zijn schepping en verwoesting, liefde en haat,
geen twee onafhankelijk van elkaar bestaande instincten. Beiden
zijn zij antwoorden op dezelfde behoefte aan zelf-transcendentie,
en de vernietigingsdrang moet noodzakelijk opkomen in de mens
zodra de scheppingsdrang geblokkeerd is en niet bevredigd
kan worden. Het verschil is echter, dat de bevrediging van
de scheppingsdrang tot het geluk leidt, maar destructivisme
tot leed, het allermeest voor de verwoester zelf.
In zijn boek "Angst
voor vrijheid" stelt Fromm dat de toenemende individuatie
weliswaar leidt tot vrijheid, maar ook tot een toenemend gevoel
van de eigen machteloosheid en zinloosheid als individueel
bestaan. De mens blijft dan geen andere keuze over dan zich
opnieuw met de wereld te verenigen. Dit verenigen dient te
geschieden in de vrije oorspronkelijkheid van liefde en productieve
arbeid, wil de mens niet een vorm van zekerheid zoeken in
banden met de omgeving (de vlucht in autoritarisme, destructivisme,
conformisme) die zijn vrijheid en zijn persoonlijke, menselijke
waardigheid juist te gronde richten.
In zijn boek Flow beschrijft Mihaly Csikszentmihalyi een gefaseerde ontwikkeling
van zingeving, die lijkt op de ontwikkelingschets
van kwaliteit door Pirsig.
De spiraal van toenemende complexiteit in zingeving wordt
niet door iedereen doorlopen. Sommige mensen krijgen nooit
de kans om verder te komen dan de eerste stap. Wanneer de
overleving zo veel van iemand eist dat hij of zij geen of
weinig aandacht aan andere zaken kan schenken, zal hij of
zij onvoldoende energie kunnen steken in de doelen van het
gezin of van een grotere gemeenschap. De zin van het leven is slechts gebaseerd op de belangen van het zelf. Het merendeel
van de mensen voelt zich waarschijnlijk uitstekend wanneer
zij blijven hangen in het tweede stadium van hun ontwikkeling,
de fase waarin het welzijn van het gezin, het bedrijf, de
gemeenschap of de natie zin geven aan het bestaan. Een gering
aantal mensen bereikt het derde stadium van reflectief individualisme,
en nog minder mensen proberen opnieuw een eenheid met universele
doelen tot stand te brengen. Dus deze stadia geven niet noodzakelijk
weer wat er precies gebeurt of gaat gebeuren: ze geven aan
wat er met iemand kan gebeuren wanneer hij of zij in staat
is zijn of haar bewustzijn onder controle te krijgen.
De meeste theorieën over zingeving erkennen het belang
van deze dialectische spanning, van deze schommeling tussen
differentiatie enerzijds en integratie anderzijds. Vanuit
dit perspectief lijkt het individuele leven te bestaan uit
een serie verschillende `spelletjes', met verschillende doelen
en uitdagingen, die steeds veranderen naargelang het leven
vordert. Om complexer te worden, dienen we energie te steken
in de ontwikkeling van de vaardigheden waarmee we zijn geboren,
in de ontwikkeling van onze autonomie en onze zelfstandigheid,
en in de bewustwording van onze uniciteit en onze beperkingen.
Tegelijkertijd moeten we energie steken in het herkennen en
begrijpen van de krachten die de grenzen van onze individualiteit
overschrijden, en moeten we manieren vinden om ons aan die
krachten aan te passen. Wij zijn dit alles natuurlijk niet
verplicht. Maar als we ons daar niet op richten, bestaat de
kans dat we er vroeg of laat spijt van krijgen.
Zen en de kunst van het motoronderhoud verhaalt
over de motorfietstocht die de hoofdfiguur en zijn elf
jaar oude zoon Chris een zomermaand lang van Minnesota
naar Californië voert. Het is het spannende en wanhopige
relaas van een vader en een zoon die gegrepen worden door
een steeds ingrijpender krankzinnigheid. Via verhandelingen
over het motorfietsonderhoud en de vraag 'wat is leven'
mondt dit boek uit in de vorming van een filosofisch systeem
(rondom kwaliteit) waarin wetenschap, religie en humanisme
tot elkaar worden gebracht. |
(Terug) naar het onderdeel "filosofie, moraal en spiritualiteit" bij de artikelen over zingeving. |
Terug naar boven. |
Voor wie op zoek is naar opvattingen over het zoeken naar dynamische balans tussen intelligentie van het hoofd versus van het hart, wordt aanbevolen om te luisteren naar Marja de Vries, auteur van De gehele olifant in beeld. |
|